5 juli 1876
Brief van Multatuli aan P.A. Tiele. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Wiesbaden 5 Juli 1876
Myn beste Tiele! Toen ik uw lieven brief van 29 Juni ontving, had ik bezoek uit Holland, twee dames [1.] twee dames: mogelijkerwijs Truida Hotz en een onbekende vriendin. Zie Peé 1941, blz. 317. voor wie ik de honneurs van Wb. optehouden had. We zouden dien dag naar Sonnenberg en Rambach gaan, en by 't verlaten van m'n woning haalde ik uw brief uit de bus die op de keukendeur hangt. Welnu, te Sonnen-berg en Rambach voelde ik ‘een gloeienden kool’ in m'n zak te hebben! Want ik had U op Uwen zeer belangryken vorigen brief niet geantwoord, en als ge boos op me geweest waart, had ik 't niet kwalyk mogen nemen.
Laat me nu beginnen met de betuiging van m'n spyt dat ge verhinderd zyt dezen zomer hier te komen. Maar is dat zoo zeker? De beste maanden moeten nog komen, en by de late hedendaagsche lenten hebben we aanspraak (of kans ten-minste) op schoone herfstdagen. Wat my betreft, ik vind 'n herfst heerlyk. Niet alleen de buitennatuur maar ook de natuur in ons, is in 't derde jaarkwartaal rustiger. Ik vind de lente, en ook in zekeren zin den zomer, agitant. Van de lente is 't bekend en erkend, maar ik geloof dat deze opmerking omtrent den zomer nog niet zoo algemeen is doorgedrongen. Hoe dit zy, ik hou van avend en najaar. Daarin ligt iets kalmerends, iets dat denken doet aan zich ter rust te begeven, en m'n voorkeur voor dien indruk klopt heelemaal met m'n verlangen naar den dood. Zoek in deze uitdrukking niets melankolieks, niets van Weltschmerz. [2.] In duitse schrijfletters. Ik ben, behoudens 'n paar servituten die op m'n gemoed drukken, vry opgeruimd. De twee dames die ons bezochten, vonden me byzonder vrolyk. Ik was ‘om te gieren’ zeiden ze met de thans gebruikelyke uitdrukking. Alzoo: niets van byzondere treurigheid. M'n vrouw is 'n engel voor my, ons woninkje is best, sedert zeer langen tyd heb ik geen gebrek geleden, ik ben gezond. Het is nu m'n plan niet de dingen optesommen of uittepluizen die de medaille 'n revers bezorgen. Ik stipte alleen 't goede aan dat ik geniet, om niet m'n voorkeur van den etmaal- jaar- en levensavend op rekening te doen zetten van zwartgalligheid. Maar... ik vind men moest niet langer leven dan 50 jaar. Dat is wèl! Er werd in myn tyd (1842,3) in de Battaklanden verteld dat 'n familievader die zich voelde aftakelen, z'n kroost en kleinkroost verzocht hem nu maar opteeten. En dit deden de goeie kinderen! Ze maakten hun maag tot 'n mausoleum van pieteit. Maar ik weet niet of deze vertelling grond heeft: gezien heb ik 't niet! Zonder nu van m'n kinderen zoo'n onsmakelyken dienst te vorderen (onsmakelyk voor hen, meen ik) voel ik tòch iets in me van zoo'n battaksche wysgeer.-
Heere Jesis Kristis, en dat alles om U te zeggen dat ge in September of Oktober best hier kunt komen! Laat het niet om de kosten, wanneer ge ten-minste genoegen neemt met dat kleine kamertje. De reis zelf is zeer goedkoop, et pour cause. [3.] et pour cause: en met reden (fr.) Direktien van Staats- of andere banen, en Stoombootmaatschappyen houden niet van villen, en 't hoeft ook niet. Ze rekenen er vast op, de goeie menschen, dat de hôtelmannen dit wel zullen doen. Gaandeweg echter zullen deze interessante industrieelen zich van die liefhebbery moeten spenen, want het getal Rynreizigers neemt sterk af. Vooral hier te Wbad. klaagt men zeer, en hoe al die paleizen van logementen zich staande houden, is 'n raadsel. Men zegt dan ook dat ze waggelen.-
Ge hadt de goedheid in Uw vorigen brief uitvoerig te antwoorden op m'n boutades over Göthe's Werther. Kyk, ziedaar nu 'n reden waarom ge niet eer 'n brief van me kreeg (t? schryft men die t nog? Ook zùlke dingen doen iemand naar den dood verlangen. Na 'n mode drie, vier, beleefd te hebben, weet men niet meer hoe men conjugeeren moet, en loopt de kans òf voor ouwerwets te worden aangezien, òf schuldig te worden aan geaffecteerde nieuwerwetsheid! Wie tweeerlei spelling beleefd heeft, hoogstens 2½, moet z'n hoofd neerleggen.)
Als ik nu 'n beroerte kreeg, en m'n brief bleef onàfliggen, zouden de commentatoren zeggen ‘Mult. schreef niet meer aan Tiele omdat deze zich verstoutte andere opinien dan hy te hebben over Juffr. Lotte. [4.] Juffr. Lotte: de vrouwelijke hoofdpersoon uit Goethe's Die Leiden des jungen Werthers. De verwaande gek nam dit zoo kwalyk dat de korrespondentie eensklaps werd afgebroken.’ Ei, juist andersom! Ik vind uw opmerkingen over den Werther zeer belangryk, en stelde 't schryven telkens uit, juist omdat ik 't jammer en zonde vond uw brief terloops aftedoen. En dit gevoel heb ik nòg! Uw brieven zyn te goed om ze niet met zorg en conscientie te behandelen. Wat verschil van gevoelen aangaat, ik geloof er zelden aan tusschen menschen die naar juistheid van uitdrukking en goed verstaan [5.] en goed verstaan: later toegevoegd. streven, want dissentie is meest 'n gevolg van slordig spreken of misverstaan.
Toen ik Uw brief van 29 Juni (nog maar half) gelezen had, gaf ik hem m'n vrouw, en zei (je moogt het navragen!) ‘Zie eens weer wat 'n besten brief van Tiele, altyd zoo soliede, net als hyzelf.’ De keus van dat laatste woord werd wel eenigszins bepaald door háár hoedanigheid ook, want... ze houd van wiskunde, ze studeert er in, en wil trachten er examen in te doen. Wy allebei zyn beu van litterature legère, van mojigheidjes. By 't lezen byv. van iets schoons in de ‘manier’ van Heine ('t woord ‘manier’ alleen hindert ons reeds) zeggen we: ‘Kyk, dàt zouden we vroeger mooi gevonden hebben.’ Meen niet dat we geprozaïzeerd zyn, o neen! We zoeken slechts de poëzie elders dan in sentimenteel getourneerde plompheden, of gevoeligheid met lepels en 'n oorveeg toe! Met wat goeden wil kunt ge uit e.e.a. berekenen hoe 't woord ‘soliede’ by ons in eere kwam, en met liefde op U wordt toegepast.
Grootendeels ben ik 't met uw beschouwingen over den Werther eens, maar ik weid er nu niet over uit, omdat dan deze brief nooit afkomt. Vooral daar ik iets aktueelers omtrent Lotte's koketterie te vertellen heb. Verbeelje dat m'n vrouw op 't zolderkamertjen 'n kanariebroeierytje heeft opgezet. Zoo'n nest - ja, als ik dááraan begin komt de brief niet klaar. Dus kort. Een der jongen was moederloos. Hoe, waarom, och, 't gaat soms zoo. Zenobia, (by verkort.) Nobbi, Nobbetje, was 'n slordige voedster, en haar mannetje knoopte andere amours aan. (Weet dat anders de kanarievadertjes redelyk goed zorg voor de jongen dragen.) Hoe 't zy, Jan Carel Josefus Van Speyk (zoo heette 't jong) was verlaten. Mimi nam de moederzorg op zich, en... ik ook! Toen aan 't voeden en volproppen met geweekt brood, met hardgekookt ei (voorschrift van 'n vogeldokter) met al wat we grypen & vangen konden om 't kropje gevuld te houden. Nu, daar hoort wat toe, want 'n jonge kanarie is onverzadelyk als 'n eerzuchtige. Zoo'n diertje verbeeldt zich slecht bedeeld te zyn zoolang [6.] zolang: oorspr. stond er als. er nog wat by kan. Wy volgden dien wenk van de Natuur (misschien wel 'n beetje uit rancune op Zenobia die weggevlogen was, en nu waarschynlyk de loisirs vervrolykt van 'n pruissisch soldaat, want - en ziehier 'n diepe ornithologisch-militaire waarheid: alle weggevlogen kanaries komen terecht in de kazerne, ten minste als u op de Schwalbacher Strasse woont.) [7.] tenminste als u (enz.): later toegevoegd.
Ik geloof dat m'n zin niet uit is, en heb geen lust optezoeken waar ik begon. Zonder zin alzoo: Van Speyk is opgegroeid in deugd en veeren. Hy is zoo mak dat-i nergens gelukkiger is dan op een van onze vier schouders, en by voorkeur op een van de mynen, omdat ik meer in z'n buurt ben. Doch zie nu de samenhang. Als-i op Mimi's schouder zit, vindt ze 't diertje lief, en maakt (onwillekeurig en zonder verleidelyk opzet, waarlyk) mine [8.] maakt mine: zet een gezicht alsof (fr.) hem te kussen, of zich van hem te doen kussen. (In kanariezeden overgezet, beduidt dit dat-i haar in de lip pikt, enfin!) En toen ik dit 't eerst zag riep ik buiksprekend, dat ze 't niet hooren zou: ‘o god, daar heb je Lotte. Laat ik 'r toch waarschuwen dat ze 't niet doet als Tiele hier is!’ Want, voorgelicht door m'n opmerkingen over Lotte, zoudt gy er kwaad van denken, en ik kan U bezweren dat Mimi en kanarie beiden onschuldig zyn. Ook om dàt nu van naby te zien, zou 't goed wezen dat ge eens hier kwaamt. (Als ik nu nog langer leef, gaat die t van ‘kwaamt’ ook weg. Lieve jesis 't is zoo lastig!)-
Ik heb u wel 100 dingen te schryven, maar wil eerst dezen op de post doen om U heel hartelyk van ons beidjes te groeten. Anders denkt ge dat ik al dood ben. Verwacht dus 'n vervolg en liefst met de eerste post!
Uw vriend
DD.
Nu, dit brok brief is waarachtig niet soliede! Als ge 'r voorloopig maar uit besluit dat ik niet dood ben, en dat we met de grootste hartelykheid aan U denken.