28 januari 1876
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 beschreven. (M.M.)
Wiesbaden 28 Januari 1876
Waarde Heer Waltman, Ik gis dat Ge moeielykheden met Uw drukkery hebt, al kan ik niet raden wàt. Ik maak dit op uit het lang wegblyven der revisie van vel 9 (die nu hierby gaat) en den proef van vel 10. Voor 'n paar dagen ontving ik Uw briefkaart, waarin stond: ‘ik schryf U spoedig nader.’ Meen volstrekt niet dat ik jacht maak. Als ik vraag naar 'n uitblyvend stuk, is 't slechts om te voorkomen dat we al te lang wachten op iets dat weggeraakt kon zyn. Reken er op dat er iets zoek is, als ik 'n proef of revisie langer dan byv. 2 posten [1.] 2 posten: oorspr. stond er 1½ dag. na ontvangst niet terugzend.
Maar ik heb U over iets anders te schryven. Funke verzoekt m'n vrouw een nieuwe Bloemlezing uit m'n Werken te maken, daar de oude [2.] de oude: nl. die in 1865 was verschenen bij R.C. d'Ablaing van Giessenburg; zie V.W. XI, blz. 522. uitverkocht is. Nu heeft ze Uw vergunning noodig om ook wat te nemen uit de by U uitgekomen stukken. Staat ge dit toe? Me dunkt dat het geen kwaad kan, maar in allen geval moet ze U permissie vragen, en dit doe ik namens haar by dezen. Een woordje per briefkaart is voldoende.
Wees hartelyk gegroet van
t.a.v.
DouwesDekker
Om akkoord te gaan (niet om te jachten!) ik wacht proef van vel 10.