15 augustus 1875
Brief van Multatuli aan W. Pik. Twee enkele gevouwen velletjes postpapier, tot bovenaan blz. 7 beschreven. (M.M.)
Wbaden, 15 Aug 75.
Omdat ik geen tyd heb, antwoord ik terstond. Ik voorzie namelyk dat uitstellen afstellen zou worden, en dit mag niet. De post van gister en heden bracht me zóóveel dingen die spoed vereischen. (De direktie Le Gras vraagt naar 't blyspel dat ik haar beloofd heb, en ik ontv. meer brieven van dien aard). Nu, zooveel drukte dat ik waarlyk overstelpt ben.
Ik dank U hartelyk voor Uw flink partytrekken. Ook aan den heer Mansholt, verzoek ik U myn dank over te brengen.
Het is niet waar dat ik m'n vrouw en kinderen verliet. Moet ik, om dit te bewyzen, gelyk uit tal van innig-hartelyke brieven makkelyk wezen zou (brieven die ik U en M. heel graag ter lezing geven wil), moet ik nu om dien smeerigen V. Vloten aan opgang te helpen, myn intieme zaken blootleggen voor Publiek? 't Is bitter! Ja, in de Noten op Havelaar geef ik V. Vloten 'n paar oorvegen. Dit is nog altyd geen beantwoording, geen wederlegging. Maar juist dat wederleggen stuit me. Toch kàn 't zyn dat ik me eens tot stipt beantwoorden zet, voet by stuk. Jammer maar dat hy dan weer 'n brochure kan uitgeven waarin-i vertelt, dat ik de maan van den hemel stal. Funke verzekert me dat geen uitgever van V. Vloten's geschryf meer durft opleggen dan de kleinste hoeveelheid. En met myn naam er op of er in, plaatst hy een drie, vierdubbele oplaag. Ziedaar de heele strekking! Ge begrypt hoe ondankbaar werk het is, zoo'n streven in de hand te werken. Hy is een slecht mensch, want, wetende dat ik meer dan matig ben (ik gebruik zelfs geen half glas bier: niets van spiritualiën) heeft-i 'n stuk in den Arnhemmer waarin ik o.a. werd uitgemaakt voor een zuiper, levendig toegejuicht. Het is verdrietig stryden met zulke vyanden.
Waarschynlyk zal ik Uw stukken en dat van Mansholt in 'n Ind. Courant doen overnemen. De Samarangsche Locomotief gaf 'n hoofdstuk uit z'n brochure ('n brok dat ikzelf in die courant voor 't eerst las, want sedert lang leg ik alles wat van V. Vl. komt, vies ter zyde) en dat wordt ingeleid met de woorden:
‘Als 'n blyk hoe laag de kritiek zinken kan, volgt hier 'n stuk...’ Ik weet niet hoe het er staat, maar iets dergelyks. Ik heb geen lust het optezoeken en dan V. Vl. fyne taal weer onder de oogen te krygen. Och, dat bederft zoo de stemming die ik zoo hoog noodig heb voor andere dingen! Dat blyspel moet af vóór 't nieuwe saizoen. Ze rekenen er op. Die menschen (Le Gr. V.Z. & H) zyn zoo hartelyk goed voor me geweest!
Groet svp. feringa, en zeg hem dat ik in lang niet schreef omdat alle particuliere schryvery me zoo uitput. Dit is de letterlyke waarheid. En ik maak m'n brieven altyd langer dan 't plan was! 't Baat niet, of ik al - zooals in dezen - 'n half velletje neem om gedwongen te zyn tot kortheid.
Toch zal ik me nu goed houden, en afbreken. 't Is m'n plicht. Och dat arme blyspel. Lieve God, ik ben niet bly. Ik heb in tegendeel 't land. Toch aan 't blyspellen!
Hartelyk bedankt en gegroet van
t.a.v.
Douwes Dekker
Ziet ge den heer Versluys? Groet ook hem zéér van my. Ik acht hem hoog.