5 april 1875
Brief van Multatuli aan C.W. Margadant. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 3 beschreven. (M.M.)
In antwoord op dit briefje heeft Margadant Multatuli blijkbaar de gevraagde f125. - geleend; zie de brief van 9 april.
v huis Maandagmorgen
Waarde Margadant!
De coincidence is fataal! De genomen maatregel moest strekken om me vandaag kalmte te verschaffen, en de mededeeling die ge my doet, rooft my die kalmte! Uit uw briefje blykt dat ge hiervan geen Ahnung hadt! Bovendien gy kunt het niet helpen. M'n arme voordracht! Ik zit nu te weifelen tusschen dien man in den Haag en M.K., een ware marteling! Dááraan nu ben ik gewoon, m'n leven bestaat uit zulke verdrietige spanningen, maar... te spreken, met zooveel bitterheid in 't hart! Ik had, na de wyze waarop M.K. die zaak behandelde, reden om te menen dat er minstens één dag tyd was! En om dien éénen dag was 't me (om van avend!) te doen.-
Hoe ik nu beslissen moet, weet ik niet. Ik weifel tussen dien man in den Haag en M.K. 't Een is me zoo agitant als 't ander.
Voorloopig verzoek ik U, niets te doen, voor ik U (en na van avend) gesproken heb. Dat er achter dat zonderling verzoek om U te spreken, 'n slenter zit, is zeker, al weet ik nog niet wát? Nog eens: wacht S.v.p. tot ik U gesproken heb.
Na vriendelyke groeten
t.a.v. Douwes Dekker