Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

5 maart 1875

van

Antonius van der Linde (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)

terug naar lijst

5 maart 1875

Brief van A. van der Linde aan Multatuli. (Schaakbibliotheek K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)

Amice, Ontv. 23) c7 -c6
Andw. 24) Ra6 -b7
Tóch doen!

Hoe overmoedig zoo'n ‘laureatus’ dadelijk wordt! Ik reken nu vast op de unausbleibliche verblinding.

Nieuwe ‘schrijftafel’, - niet mogelijk zonder verkijksel te dragen. De ‘oorlogsverklaring’ durf ik nu ook niet aftesteken. Maar - successer, ik speel óok ‘nog 'n partij’, die ik ‘(((ook!))) zal winnen’, en wel tegen een deensche ‘kommissie’. Dat's wat anders dan zoo'n korrekte amsterdammer, zoo'n méns. Eén verzoek legt mij de nood op: Professor Kraus uit Straatsburg bezoekt ons circa 20-23 maart. Gelief het nu met uw vrouw (hoe diep ben ik als ‘predikant’ gevallen!), indien slechts doenlijk, zóo te overleggen, dat deze bezoeken uit elkander blijven. Anders hebben we niets aan elkander. Kraus is katholiek theoloog, die mij tot opvolger van Pio no no gedoodverfd heeft, en door U hoop ik, indien geen Min. van B.Z. dan toch opvolger van Bismarck te worden. Als nu dat gekonkel niet uit elkaar gehouden wordt, loop ik gevaar paus noch kanselier te worden.

En die babylonische spraakverwarring zou evenzeer de vrijheid van 't onderhoud belemmeren. De themaas liggen te ver uiteen, om algemeen te interesseeren.

Stel mij in elk geval in staat aan den trein te kunnen zijn voor 't geval de vijandige dame eerst hierkomt. Gij ziet, hoe stipt ik mij aan de afspraak houd, ondanks gebrek aan geduld: anders had ik U 12 zetten gestuurd.

O die Vosmaer met ‘z'n’ Mina! En Gy had niet zoo achterkousig met uw vrouw behoeven te zijn. Nu kom ik met mijn ‘groet’ op z'n nederlands' achteraan.

Sst! De eerste week of wat durf ik geen kwaad woord tegen ons ‘vaderland’ te uiten, anders krijg ik met U te doen! Neen, maar zoo'n waardeerend volk! Noch is Polen niet verloren. Begraven nur. Doch ik wil de spaansche koepons uwer korrespondencie niet ál te veel op laten loopen, en eindig. Ik voel een onweerstaanbaren plaagdrang en - noch is 't geen tijd. Maar zet u schrap als de tijd er is!

t.t.

v.d. L.

5 maart.