*2 maart 1875
Brief van Mina Krüseman aan de heer Michiels, op 1 maart begonnen. (Leven III, blz. 33-34.)
Rotterdam, 1 Maart 1875.
Geachte Heer Michiels!
Dank voor uwe vriendelijke uitnoodiging, waarvan ik tot mijn leedwezen ten tweede male geen gebruik kan maken, daar ik nog eenigen tijd in Nederland moet blijven, om in de Vorstenschool te spelen, die heden avond voor 't eerst te Utrecht opgevoerd zal worden, onder de treurigste en toch comiekste omstandigheden. Verbeeld u dat ik, die de rol der Koningin vervullen moet, en dus Multatuli's meesterstuk in handen heb, geslagen vijanden met Douwes Dekker ben. Die oorlog is begonnen per correspondentie, vóór zijn komst in Nederland, en heeft zijn hoogste hoogte nog niet bereikt! En nu moet ik van avond Multatuli's werk laten triomfeeren, met alle soorten van haat en verachting in mijn ziel voor Douwes Dekker! De toestand is zonderling!
(....)
Utrecht, 2 Maart.
Groot succès gisteren avond, a.s. Vrijdag weer Vorstenschool, op verzoek.