8 februari 1875
Brief van A. van der Linde aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan twee bladzijden beschreven. (Schaakbibliotheek K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
A. 8 febr. 75
Amice,
Ontv. | 12) | f4 | + g3! |
Andw. | 13 | h2 | + g3 |
want ik kan niet veel pionnen meer missen. Mijn arme koning, - al viermaal schaak! Ik dacht dat Wiesbaden geen Spielhölle meer was. Mijn vrouw wil absoluut weten tot wien zij zich te wenden heeft voor 't geval van mijn schaakdood en we rekenen er derhalve stellig op, dat Gij hier niet voorbijstoomt zonder u te toonen. En wat te blijven. Uw leven is daarbij veilig.
Gij doctor in de letteren? Wat denkje wel! Ik wed dat Gij niet eens weet wat ‘onze’ Loots, ‘onze’ Klijn, en ‘onze’ Warnsinck ‘geschreven’ hebben. Daar staje nu! En dat zijn er al drie En als je 't wel weet, denn erst recht nicht.
Gut, smaad het ‘vee’ toch zoo niet! Ik meen het heuselijke vee. Want ik zal 't maar bekennen: ik ben dierenaanbidder. En mijne goden met die hollanders te vergelijken, zie - de eerbied voor alle ‘gezindten’ staat zelfs in onze strontwet. De Vorstenschool - dieu protège, ik wil zeggen: Glück auf! Alzoo tot ziens ‘in hope’.
tt
v.d. Linde