*1 september 1874
Brief van Mina Krüseman aan Multatuli. (Leven II, blz. 255-256.)
Brussel, 1 Sept. '74.
Domme Mul! zeg ik nu, maar mijn bui is over; dus kan ik eigenlijk niets meer zeggen. Dankje, voilà tout. Neen, uw preeken had me niet gedécourageerd, ik zou haast kunnen zeggen: ‘In mijn optreden ben ik ondécourageable!’ Alle menschen hebben altijd alles gedaan om mij van de planken af te houden en mij te ontmoedigen op alle manieren en in alle genres, maar 't heeft nooit gebaat, integendeel, de tegenwerking juist heeft me kracht gegeven, en ook na 't lezen van uw brief heb ik bij mij zelve gezegd: ‘Gelukkig heeft hij niet veel idée van mijn talent, dan kan ik hem nog meevallen.’ Neen, niets heeft me zóó uit 't veld geslagen als dat kleine annoncetje in 't Vaderland! Ik dacht... neen, ik zeg u niet wat ik dacht. Ik heb u zoo eerlijk al mijn correspondenties gezonden, brieven en antwoorden, copiën van ál-les... Domme Mul! Mimi is toch veel slimmer, maar gij zijt ook maar een man! Heere, vergeef 't ze, want enz. - En nu kom ik excuus vragen voor mijn voorbarigheid, want ik ben opgevlogen voor niet! - Gelukkig!!
Weet gij dat ik razend geweest ben? ‘Hij vertrouwt me zijn Vorstenschool niet toe’, dacht ik dadelijk, en nu laat i 't stuk opvoeren om 't te sauveeren! Dat is gemeen! - Dat hij in mij geen vertrouwen stelt is goed, hij kent me niet, maar hij kon de vrouw toch loyaal behandelen, al heeft hij ook de actrice niet noodig! Te Antwerpen moet zijn drama vallen, want geen vlaamsche actrice kan de rol van Louise spreken, en als hij daarvoor Mimi wilde gebruiken, waarom mocht ik dat niet weten? enz. enz. enz. enfin, ik kookte! En ik zag geen kans meer om 't stuk, na een val te Antwerpen, in Nederland opgevoerd te krijgen, noch om den droit d'auteur in te voeren, dien ik hebben wil, niet alleen voor u, maar ook voor anderen. - Voor mij zelve komt het er niet op aan, daar ik als actrice en schrijfster tegelijk betaald word; maar dit is niet zoo met andere auteurs, die met de planken niets te maken hebben, en dus geheel werken in 't belang van anderen alleen. Dáár is de nieuwe meid!
‘Een Heer alleen, die stil leeft, niet uitgaat en geen menschen ziet, verlangt een meid die koken kan en stil is.’
De nieuwe meid komt en valt, binnentredende over een groote kat, terwijl twee honden haar aanblaffen, een naaister komt haar op de trap tegemoet en een jufvrouw ontvangt haar boven. Drie deuren staan open op 't laatste (hoogste) portaal en in drie kamers ziet ze japonnen liggen, geregen, half afgenaaid, in alle kleuren en vormen, op stoelen, tafels, bedden en vloeren! Verbeeld u eens wat die meid van zoo'n heeren-huishouden moet denken! Eén heer alleen!
Neem mij niet kwalijk dat gij daar een oogenblik met Vorstenschool en al hebt moeten wijken voor een nieuwe meid! Och, ik leef wel tien levens in één, en ik heb zóó veel verschillende dingen te gelijk te behandelen dat 't geen wonder is als ik nu en dan eens niet zacht en leidzaam en vrouwelijk prikkelbaar ben; waarachtig daar heb ik geen tijd voor! - Zeg liever: ‘'t Is een mirakel dat ze nog iets voelt in die roezemoes-atmosfeer, waarin ze rondholt zonder een oogenblik rust te hebben.’
Nu sta ik toch even stil, even maar! - bij uw laatsten brief; ik heb u verkeerd beschuldigd van allerlei leelijks (tant mieux!) en daarvoor kom ik u vergeving vragen, zonder beterschap te beloven echter, want 't kan weer gebeuren, al hoop ik 't niet!
(....)
Ja, de Geijter wil ik graag kennen en 't Vlaamsche théatre zou me kunnen pousseeren op 't holl. Doe wat ge wilt, ik zal niet meer komen!
(....)
Mina.