*22 augustus 1874
Brief van Mina Krüseman aan Multatuli. (Leven II, blz. 219-220.)
Brussel, 22 Aug. 1874.
Décourageante, zwaartillende Mul!
Neen, gij moogt niets van mijn spelen afweten vóór dat ik optreedt, want dan kwam ik er niet! Buitendien, ik kan niet spelen, of déclameeren of lezen zelfs, in een kamer, en famille. Ik kan geen pas doen, geen enkele goede geste maken, geen noot met aplomb zingen, geen woord met gevoel uitspreken, als ik mijn goede vriend Publiek niet heb! Publiek! De éénige amoureux die mij 't koketteeren waard is! - totdat hij me verbrijzelen zal misschien... n'importe, laat me voorthollen tot dat ik er bij neer zal vallen!
(....)
Ik ken de rol van uwe Louise niet... en ik wil haar niet leeren, vrees dus niet voor een pli! - Ik zal geheel was zijn, waaruit gij uw ideaal moogt scheppen... Pas op, als uwe Louise beneden de mijne staat!... Dan lach ik u uit! - Ik heb schik in uw wantrouwen! - Als ik een man was, raakten wij vroeg of laat aan 't kibbelen, denk ik, nu niet.
Zoo, ik zal maar niet meer schrijven van daag, want ik ben in een van mijn plaagbuien, en dan is niets of niemand heilig voor me.
Dank voor uwe beide brieven en vele hartelijke groeten.
Mina.
Eindelijk heb ik weer paarsche inkt! 't Is, geloof ik, een kleine coquetterie van me, om nooit brieven te willen schrijven die op de brieven van anderen gelijken!
Adieu.
Ingesloten uitknipsel ‘Vaderland.’
‘De Heeren Albregt en van Ollefen zouden er ook aan denken Multatuli's drama “Vorstenschool” ten tooneele te brengen.’