*11 augustus 1874
Brief van Mina Krüseman aan Dr. W. Doorenbos. (Leven II, blz. 203-205.)
Brussel, 11 Augustus '74.
Geachte Heer Doorenbos!
Wat hebt gij 't druk voor mij! Hartelijk en hartelijk dank voor de moeite.
Luister, ik wil eens ronduit met u spreken. De vorige keer heb ik u allen geschreven, bestuur, directie, commissie, que sais-je. - Deze keer schrijf ik aan u persoonlijk en sluit ik dus alle corporaties buiten. De eigenlijke reden waarom ik tot het Amsterdamsch tooneel niet eerder toegetreden ben, en de gedane avances zelfs zoowat verwaarloosd heb, is dat ik niet van onze hoofdstad houd, en me benauwd zou gevoelen in den engen kring van achterlijke dompgeesten, die me omsluiten zou en me toch, per slot van rekening, beletten zou iets uit te richten.
Gesteld mijn drama werd vertoond en mét succès - gesteld ik maakte fureur als actrice en de directie verdiende geld in overvloed, gesteld, in één woord, alles moois, wat zou dit dan nog te beteekenen hebben? Waar zou het toe leiden?
Als het nieuwtje er af was, zou ik heen gaan met mijn drama, dat ik misschien nog eenige malen ergens anders zou spelen en daarmee uit. Het Nederlandsch Tooneel zou toch niet worden wat het wezen moest: een school voor volwassenen, een wetboek, een rechtbank, een jury, kortom een krachtig, veelomvattend lichaam, dat alle sociale questies aangrijpt en behandelt en elken misstap geeselt, uitlacht of veroordeelt zonder halfheid of vrees. De tooneelspelers zouden toch niet te kiezen zijn uit de eerste standen en rangen van ons volk, en de mannen van génie zouden toch hunne krachten niet wijden aan kunstgewrochten, die geen toekomst hebben.
De Vorstenschool slaapt.
En dan spreekt gij over geld! en verwijt mij dat ik inhalig (op de pen-ning) ben!... Ja, dát ben ik en dat hoop ik te blijven als artiste. Niemand geeft zeker minder om geld dan ik en niemand springt er mogelijk roekeloozer mee om dan ik, maar, waar het aankomt, op 't betalen van een kunstwerk, in welk genre ook, dáár hecht ik aan een centje als een priester aan een zieltje! Het talentdoodend systema van werken voor de kunst (dat is: voor hén die zónder kunst de kunstenaars exploiteeren) is één van de ongerijmdheden van de modedieverij, die ik vervolg waar ik kan.
Daarom verlang ik geld als schrijfster, geld als actrice, geld als zangeres, altijd en altijd geld voor alles wat ik als artiste doen zal; en, als ik mijn kameraden inspireeren kon en hen, met een tooverslag, helder in de toekomst van de kunst kon laten zien, dan zou het gratis werken voor goed geschrapt worden uit de kunstenaarswereld, en zouden we eindelijk verlost worden van dat heirleger onbekwaamheden, dat nu rijk wordt door kruipen en dús pro deo de plaatsen kán innemen van hen die te veel talent hebben om laag te zijn en te arm zijn om van niets te leven.
Gij vraagt of ik naar Antwerpen ga? Neen, zeker niet; want kwam ik op 't congresje, dan sprak ik mee, en áls ik sprak, zou ik vinnig zijn, en, in den vreemde, 't Vaderland bespotten, iets dat ik liever in Amsterdam zal doen.
Foei! - Dat 't anti-artistieke Nederland nu weer naar België komt om over kunsten en wetenschappen mee te spreken, omdat 't thuis geen gastvrij plekje vinden kon, om de gulle vreemdelingen te ontvangen, die 't-op willen wekken uit de doodslaap waarin 't zich bevindt! foei! foei! en nog eens foei!
Als de Heer Hilman in Brussel komt, wil ik gaarne kennis met hem maken en houd mij gerécommandeerd voor een bezoek.
In Italie heb ik 't zeer naar mijn zin gehad, zóó zelfs dat ik half en half van plan was om van den winter, na mijn concert-tournée in Holland, naar Rome terug te keeren om ook dáár concerten te geven; de relaties, die ik daar gemaakt heb, hebben me beloofd voor alle bijzaken, als zalen, kaartjes, annonces enz. te zullen zorgen, en op mijn artistenvriendjes kan ik rekenen. - Wat is Italië curieus! En wat zijn de italianen goed! Voilà le pays de mes rêves! - Hoe menig en menigmaal heb ik mijn nationaliteit verwenscht! en geregretteerd dat ik niet dáár geboren was, in plaats van in ons koude Nederland! - Voor iemand die in publiek optreedt is geen volk, geloof ik, zóó veel waard als 't italiaansche; - artistiek en fijngevoelig, keurt het goed, en keurt 't af, vijftig keer in één avond; een geste die goed is wordt toegejuicht door 't geheele publiek te gelijk, een woord dat niet deugt wordt uitgelachen door allen; enz. enz. en zelfs de costumier en de décoratieschilder worden uitgeroepen en luide toegejuicht, als ze goed hun best gedaan hebben in hun vak. Gisteren kreeg ik nog een brief van Persichini (een componist) die in de wolken was van geluk over 't succès van zijn laatste opéra.
‘Le public m'a fait rougir plusieurs fois’ - schrijft hij - en m'appelant sur la scène pour me couvrir de ses applaudissements.’ De man is dood confus in publiek, dáár heeft hij dus een benauwd oogenblik te doorworstelen gehad! Verbeeld u dat ik eens een paardje heb zien uitjouwen tot 't van 't tooneel was afgelachen en dat ik een jong actricetje heb zien terugroepen, ofschoon zij met Ristori speelde, die als comédienne beneden haar stond! Zóó iets had in een ander land niet kunnen gebeuren, daar zou de réputatie-manie tegen opgekomen zijn! Met Ristori heb ik ook kennis gemaakt te Rome, een echte ‘femme du monde.’
Bij den Paus ben ik natuurlijk op audientie geweest en bij Kardinaal Antonelli ook, en in de Académie des Arcades heb ik een soirée littéraire et artistique bijgewoond (een mirakel!) enz. enz. te veel om te schrijven! Van den winter zal ik u meer vertellen, als ik te Amsterdam kom lezen, of zingen, of spelen; nous verrons wat 't wezen zal! In elk geval kom ik.
Mina Krüseman.