Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

20 juli 1874

van

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

aan

E.J. Potgieter (bio)

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

20 juli 1874

Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Twee dubbele velletjes postpapier, tot het midden van de zevende bladzijde beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)

S. Trovaso fondamenta Bollani no 1059

Venetië 20 July 1874.

Waarde Heer Potgieter!

Mijn lang stilzwijgen moet U niet doen veronderstellen dat het voort komt uit ondankbaarheid, neen, mijn hart voelt te diep, dan dat ik mij daaraan schuldig zou maken en toch moet ik dikwijls handelen tegenstrijdig mijn gevoel en wil, maar ik hoop en vertrouw dat U mij begrijpen zult als ik zeg dat heele moeijelijke omstandigheden zeer dikwijls mijn deel zijn. Op t'oogenblik zouden wij t'vrij goed hebben als we niet zoo schraal bij kas waren en altijd achter uit te zijn dat breekt zóó.

Mijn wensch en streven is om hier in Venezia ten minsten vijf jaar te blijven daar Nonnie zich met ijver toelegt om in dien tijd hare studies in de academie te eindigen. Zij heeft dit jaar groote vorderingen gemaakt de professers zijn zeer over haar te vreden zij behandelen haar zeer streng daar ze zeggen er eene goede artiste van te maken is. Smorgens van zeven tot elf, en van twaalf tot vier uur is ze in de academie. gelukkig hebben wij digt bij de academie kamers kunnen krijgen scondo piano. bij fatsoendelijke menschen en t'voorregt lucht en licht te genieten, want in Venetie zijn er buurten waar de zon nooit schijnt, door de hemel hooge paleizen en bespottelijke naauwe straten en toch moet ik zeggen er geen stad is, die die mij zoo aantrekt.

Ik weet niet of U Venezia kent, Zoo niet, komt U dan eens overtuigen dat het eene stad is waar poëten geinspireerd worden. Wat zou t'leven een paradijs zijn als men niet zoo afhankelijk van t'geld was! de natuur is zoo schoon! er is iets in den mensch die t'materieële af zou willen schudden, en men is gebonden aan handen en voeten zoodra t'geld mankeert. Dekker doet wat hij kan, hij helpt ons zoo veel in zijn vermogen is, maar er zijn tijden dat hij zelf niets heeft; want als hij ongesteld is, dat tegenwoordig dikwijls t'geval is, of dat hij door fatale omstandigheden niet in staat is te scheppen dan staat alles stil en dan gaan wij ook achteruit. Eduard doet wat hij kan t'is aandoenlijk om te zien hoe hij alles aan ons geeft wat hij maar verdient, altijd is hij na t'bureau thuis, hij oefent dan zich zelf en onderwijst Nonni en om U een staaltje van ons huisselijk leven te geven is: Gister was hier la festa del redentore, Nonni wenschte het te zien maar Edu zei: bij zulke gelegenheden weet men nooit of men niet genoodzaakt is de depensis te doen, t'is beter we ons thuis amuseren. en wat gingen ze doen? Schaken, maar niet met de stukken op t'bord, uit het hoofd, de partij duurde vrij lang Nonni won de partij en Edu zei ‘ik ben toch blij dat ik zie je niet al te dom bent en om luister bij t'feest te zetten, werd ik verzocht een kopje koffij te zetten, daarna las Eduard iets voor uit Schiller en wat het aardigste is zij zijn altijd te vreden en vrolijk. Ik moet bekennen, dat ik zoo weinig mogelijk over zorgen met hun spreek want na een heelen dag in t'touw geweest te zijn, hebben ze aanspraak op iets lieffelijkers dan over zorgen te hooren spreken en nog wel geld zaken, ik zie alles zoo veel mogelijk te schipperen maar dan komt er eens een tijd dat het heel moeijelijk is, en in zulk een tijd zijn wij nu weer.

Eduard is gelukkig weer beter hij heeft met het zwemmen, een te hooge sprong in t'water gedaan waardoor hij zijn been verrekt heeft, dat is tot een gezwel gekomen, hij heeft eenige dagen thuis geweest, en onder dokters behandeling geweest, nu is het veel beter, hij gaat weer naar t'bureau.

Mijne gezondheid laat nog wel wat te wenschen over misschien door de warmte dat ik mij zoo zwak gevoel maar als ik mijne huisselijke pligten vervullen kan ben ik al blij. Ik weet wel dat we nog wel een moeijelijken tijd zullen hebben maar er komt toch meer licht, Edu zal gaan verdienen en naderhand wil ik hopen Nonni zich zelve ook onafhankelijk zal maken dan was één mijner vurigste wenschen vervuld. Zóó lang hoop ik nog te leven.

Waarde heer Potgieter houdt mij dit schrijven ten goede en gelooft mij steeds met de meeste achting en vriendschap

E.H. Douwes Dekker

Mijne kinderen verzoeken hunne groeten bij de mijne te voegen.