*3 mei 1874
Brief van Mina Krüseman aan C. Vosmaer. Twee fragmenten. (Leven II, blz. 152-154.)
De brief is begonnen op 24 april en voltooid op 2 en 3 mei.
Rome, 24 April 1874.
Geachte Heer Vosmaer.
Zijt gij nog niet boos op me? - Il y aurait de quoi! Heel in 't begin van Februari ontving ik mijn album terug... nu hebben we April! Mag ik een - door de drie maanden halen? en u dank zeggen voor uw beelderige teekening, alsof ik haar gisteren pas ontvangen had?
Napels 2 Mei.
Ja, alsof ik haar gisteren pas ontvangen had; dank, hartelijk dank voor de moeite die gij u weer voor mij gegeven hebt. Laat mij toch ook eens iets voor u doen, toe, stel mij eens in de gelegenheid u te toonen dat 't geen ondankbaarheid van me is dat ik me zoo lang stilgehouden heb. Multatuli alleen heeft geen reden van klagen over me gehad, anders heb ik al mijn goede vrienden en kennissen verwaarloosd gedurende mijn verblijf in Italië; er is hier ook zoo veel te zien, en de oogenblikken dat men rust heeft is men zoo dood moe, dat geest noch lichaam tot schrijven te krijgen zijn!
Avond.
Ik heb uw artikel in 't Vaderland over Multatuli gelezen, bravo! Gij hebt daarin de kunst mét een doel verdedigd, en een pleidooi toegejuicht malgré den vorm, bravo en nog eens bravo! Ook mij hebt gij aangehaald, van de ‘Vorstenschool’ sprekende, dankje voor die onderscheiding.
Adieu! ik ben van van morgen acht uur af al op de been geweest, en ben moe van 't klimmen en dalen, en luisteren, en kijken. Groet Mevrouw en de kinderen, even als de familie Israëls recht hartelijk voor mij en geloof mij, enz.
Mina Krüseman.