Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

2 mei 1874

van

Mina Kruseman (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*2 mei 1874

Brief van Mina Krüseman aan Multatuli. (Leven II, blz. 151-152.)

't vertrek van xxx: namelijk van Mathilde Op de Coul.

Napels, 2 Mei 1874.

Mijn beste vriend, ik begrijp niets van de uitknipsels die gij mij gezonden hebt! Wat heeft Huët in Indië te maken met mijn In man, die nooit bestaan heeft! Ook de drukfout vat ik niet! Je n'y comprends rien! En zijt gij bang dat ik op zulken nonsens antwoorden zal? te vlug nog al? 't Zou altijd te vlug zijn dunkt me! Vrees niets, geen haar op mijn hoofd (zouden de joden zeggen) denkt daaraan! Ik weet dat men, sedert mijn eerste succès in Nederland, allerhande ‘vreeselijke dingen’ van mij verteld heeft, maar welke deze vreeselijke dingen waren, heeft men mij nooit willen zeggen; en toen heb ik mijn vijandjes maar weer kalm uitgelachen over hunne charmante erkenning van minderheid, die ze niet anders uiten konden dan door laster!

Dat de Kunstbode kwaad op me is, weet ik, ik heb haar zelve openlijk den oorlog verklaard. Die primitieve redaktrice Mevr. Brünings, vriendin van Betsy Perk.

(....)

heb ik eerst mijn ‘Zusters’ en later alle mogelijke medewerking geweigerd, malgré al haar smeeken en dreigen.

(....)

Nu is de redaktie van de Kb., geloof ik, in andere handen overgegaan, maar Mev. Brünings zoowel als Johan Gram schrijft er toch nog in, en ik ben de bête noire van die twee autoriteiten. Ik heb Johan Gram nog wel gespaard van den winter, hij zou, dunkt me, wijs doen mij een weinig te ontzien, want ik betaal mijn schulden altijd, al is 't ook eenige jaren later, dit heeft men aan de Vos kunnen zien! Wat Busken Huët betreft, die heeft in Judith een tikje van mij gehad over een ongeteekend artikel van P. en verleden zomer reeds heb ik een allervleiendst schrijven van Noman of Loman gehad, om mij te verzoeken elke week een artikel (als feuilleton) te leveren voor een indiesch blad (waarin, geloof ik, ook Huët betrokken was) hetgeen ik geweigerd heb, als al de rest, omdat ik niet gebonden wil zijn. Men heeft mij reeds meer offertes gedaan om in couranten te schrijven, of mijn pen te verkoopen aan de eene of andere richting, maar ik heb alle richtingen uitgelachen en den mannen van 't vak verteld dat, als ik me ooit verkocht, 't enkel wezen zou om de bewijzen in handen te krijgen, die ik later zou kunnen gebruiken om 't publiek bekend te maken met 't alom geacht verkoopsystema!

Basta hierover, ik zal later 't bedoelde artikel van Huët wel eens in handen krijgen; ik ben nu veel te gelukkig om te vechten, en ik wil aan niets leelijks, dús aan niets hollandsch denken!

Ja, ik ga naar Venetië, waarschijnlijk reeds over een dag of tien, daar Napels heel plaisirig is, maar weinig intéressants oplevert na Rome. Als gij tijd hebt, geef me dan het adres eens op van uw vrouw en kinderen, ik zal ze opzoeken.

Gij spreekt van een brief, waarin gij schreeft over 't vertrek van ***; dien heb ik niet ontvangen. Hier ontving ik twee brieven te gelijk, één van 27 en één van 28 April, en in Rome heb ik den laatsten tijd niets van u gehoord. Hebt gij mij nog in Rome geschreven? Hartelijk dank voor deze laatste bezending; wat hebt ge u uitgesloofd! En fatsoenlijk antwoorden kan ik u niet, daar ik hier letterlijk niet anders thuis ben dan om te slapen. 's Morgens vroeg ga ik uit en 's nachts kom ik thuis! 't Is nu twee uur en ik ben in de opéra geweest tot twaalf. Adieu, later nader; je suis brisée! 't Wordt tijd dat ik eens niets meer zien kan, want dit leventje is niet vol te houden! Misschien ga ik over Duitschland naar huis terug, maar dan schrijf ik u vooruit wanneer ik in Wiesbaden kom. Duizend groeten en nogmaals dank.

Mina.