25 november 1873
Brief van Multatuli aan D. Post. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Op de laatste bladzijde is de alinea over R.C. Meyer met een grote golflijn doorgehaald.
waartoe gy niet meer behoort: Post was 29 jaar.
Jan van Leiden: de wederdoper Jan Beukelsz. (Leiden 1509-Munster 1536) die gedurende enige maanden als ‘koning van Sion’ in Munster heerste. Kladderadatsch: duits humoristisch-satirisch tijdschrift, opgericht mei 1848. voor 'n jaar of 8: in 1864, vgl. V.W. XI, blz. 411 en 446.
aet.: aetate (lat.), op de leeftijd van; gebruikelijke aanduiding op oude portretgravures.
Wiesbaden 25 Novr 1873
Beste Kerel! Dat is 'n hartelyke brief, en ik antwoord terstond. zoo fideel mogelyk, en zoo slordig als 't uitvalt.
De drommel weet wat me sedert eenigen tyd mankeert, ik kan geen behoorlyken brief meer schryven. Ook is m'n postpapier geschroeid. 't Was vochtig, en ik bepraktiseerde het tegen den muur achter de kachel. Zie ik laat 'n ander pakje halen, en schryf u op dit. Het beduidt dankbaarheid voor Uw brief.
Want zie, ik jok niet als ik zeg 20 brieven daar voor my te hebben liggen die ik eerlykheidshalve goed beantwoorden moet. En - ik kan niet schryven! Het letters-zetten verveelt me zoo, en 't spellen!
Ja, Uw brief is allerliefst. Maar laat my 'n paar malle struikelblokken uit den weg ruimen. Behandel me niet grootemannerig. Dat 's één. En niet beleefd, beste Kerel! Wat de ouderdom aangaat, myn kinderen noemen my ‘Dek’ en tutoyeeren me. Ik verzeker je dat ik niets, niets, niemendal deftig ben. Gy zult dit niet opvatten als 'n erkentenis van onfatsoenlykheid. (Anderen wél!)
Het zou jammer zyn dat ge u liet hinderen door 'n etikette die beneden ons beiden staat. Ook met jonge-luî (waartoe gy niet meer behoort) hinderde my altyd dat verschil in ouderdom. Misschien beging ik wel eens 'n fout in dat opzicht. Doch dit regardeert in géén geval U die 'n degelyke man zyt. Schryf my, en denk aan my, als op gelyken voet staande, asjeblieft. Het tegendeel maakt me verlegen. Hoeveel ellendige kerels zyn er van 50, 60, 70 jaar.-
Wat overigens de groote-mannigheid aangaat, ik voel my... anders! 't Is waar dat ik oogenblikken heb van verwaandheid, maar doorgaande is m'n stemming alles behalve hoog. Je hebt geen begrip van m'n onbekwaamheid. Dit is geen fraze. Soms schynt het anders, en dan meen ikzelf dat het anders is, maar op-den-duur kan ik m'n hoogmoed niet stallen. Weet je hoe ik dan voel? Als iemand die by-geval eens wat gedaan heeft dat de menschen ‘hè!’ doet zeggen en nu eigenlyk graag zou willen wegloopen om z'n behaald triumfje niet te bederven. Ik voel me dikwyls zóó ordinair dat Kappelman me z'n dochter ten huwelyk zou kunnen geven. Dit is nu al sedert weken 't geval.
En - of 't spel spreekt! - juist in den laatsten tyd ontvang ik veel brieven in - hoe heet het? - in vereerings-toon. (Zeg, ik schryf & styleer slordig. Als ik m'n zinnen niet laat rondloopen, of de woorden niet geheel uit spel, maak dat maar in orde. Eens-vooral, s.v.p. Bedenk dat ik van schryven leef, en dus pret heb me te vermeien in wat negligentie als 't niet voor de pers is.)
Nu, brieven en gedr. stukken in dien toon dan. Welnu... ik kyk ze aan, en ben verbaasd, en wil vragen: ben ik dat. Ik voel heusch zoo niét! En dan bezwaart het my, als (naar ik gis) Jan van Leiden z'n kroon.
Ik werkte slecht in den laatsten tyd en dacht slordig. Ook ben ik bezig 'n corresp. schaakparty te verliezen die ik had willen winnen. Een hangklokje dat ik repareeren wou heb ik verknoeid. De conceptie van m'n Wouter is in de war. Zoo kan ik U wel 20 dingen opnoemen waarin ik sedert eenigen tyd me heb laten overvleugelen. (O, dit nog: de Mill. Studiën deugen niet.) Nu zou ik voor 'n rechtvaardige rechtbank wel verlichtende omstandigheden kunnen aanvoeren-
(Slordigheid: iets aanvoeren kan men voor élke rechtbank. Ik meen ze zouden d.e.r. rechtbank worden aangenomen. Dít zyn nu de dingen die gy, eens-vooral in orde zetten moet.)
Nu ja, maar myn stelling is juist dat men zich moet aangorden om al wat het denkvermogen belemmert, uit den weg te zetten. Er blykt me dat ik dit weer niet gedaan heb. En daarover schaam ik my. Ik bepreek het, en doe 't niet.
Nog-eens, dit alles is geen fraze. Ik meen het, of liever t is zoo. Als ik niet (en gauw!) op al die fouten orde stel, gaan m'n hersens bankroet. Ik zou 'n ander die zoo verward dacht, als ik den laatsten tyd, zeker verachten.
Om te toonen dat ik hier niet bluf met nederigheid, wil ik u wel één der verlichtende omst. noemen (Er zyn er meer.) 't Is niet goed voor me dat ik alle dagen kopie leveren moet. Ik zou beter kunnen werken, en misschien zelfs méér, wanneer ik niet voortdurend taak had. Doch hoe dit zy, een groot man zou dat bezwaar overwinnen.-
En... ook de andere bezwaren! Die bestaan hoofdzakelyk in: te veel aanraking met de wereld. Ge hebt geen begrip van de (soms komieke) verwikkelingen waarin ik betrokken ben, en ik neem alles te veel ter-harte. Er is gebrek aan economie in m'n belangstelling. Oppervlakkig schynt dit mooi, maar er is geen mooiheid (Zie zoo, ongeschroeid papier!)
Er is geen mooiheid die opweegt tegen verbrokkeling van 't verstand. Dit benadeelt zelfs hen ten wiens behoeve ik die fout bega, want de slotsom is dat niemand wat aan me heeft.-
Nu, nu, genoeg over myzelf.
Onder 't stapeltje brieven en stukken dat daar voor my ligt, is ook Uwe mededeeling over uwe ‘propositie.’ (Dit is immers de oude term?) Ge zyt wel goed dat ge my niet eens verwyt daar voor niet bedankt te hebben! Welnu, elken dag staarde my dat stapeltje verwytend aan. Met schrik denk ik daar aan nog 'n heel ander pak dat op afdoening wacht. Eén voorbeeld: men schreef me dat V. Vloten my (zeer ruw) aanvalt in den Levensbode. Funke zond me dat nummer. Ik heb 't nog niet ingezien, en 't ligt daar al weken! Ik weet dat ik bedroefd zal worden als ik 't lees, en mag me voorloopig met die aandoening niet bezwaren omdat ik werken moet. Zoo is er veel dat ik ter-zy leg. Onlangs ontv. ik van den heer Vosmaer zeer veel stukken. (Rembrandt, ‘Vogels’ ‘Londinias’ en nog veel meer van en over hem. Van dat alles heb ik nog slechts ½ deel van de ‘Vogels’ en de (korte) Londinias gelezen.-
Zie, alweer over mezelf! Daar hebt ge nu 't blyk van de bewering dat m'n gemoed overhoop ligt.-
Daar valt m'n oog op Uw woord: ‘huis gewaad.’ Och, beste kerel, ik ben zoo ongekleed! Als ik Koning was (in de ouwerwetsche beteekenis van 't woord) zou ik 'n ceremonie-koning benoemen die in myn plaats op 'n troon zat en 't officiëele gezicht zette. Ik zelf zou misschien 'n loopje met hem nemen in den Kladderadatsch!-
Zou het u heel erg lastig zyn, my 'n afschrift van Uw beide preeken te zenden? Kunt ge ze niet door 'n klerkje laten overschryven? Mis-schien is er wel 'n jong student die het doen wil. En zend ze dan, om kosten te vermyden aan: G.L. Funke boekh. Amsterdam
Van hem ontvang ik om de 3, 4 weken 'n pak. Ik zal uw preeken zeer aandachtig lezen. Het prikkelt my te weten hoe ge uwe levens-opvatting in den lyst zet van de kansel-routine. De laatste zinsnede is weer niet correct. Ik heb geen lust ze te verbeteren.-
Een portret? Kerel, ik heb er geen. Wel, laat ze dan maken, zegt ge? Ik kan u niet zeggen, hoe zenuwachtig me dit maakt. t Is gek, ik beken het, maar de zuivere waarheid. Denk niet aan nederigheden. 't Schynt heel wat anders, maar ik weet niet wát. Dát en ‘haarsnyden’ maken me dagen te voren byna ziek. Ongekleed, zei ik. Welnee, hier iets heel ongekleeds: als ik m'n haar moet laten snyden kryg ik terstond diarrhee! En met 'n portret is 't nog erger. Eens (voor 'n jaar of 8?) toen my van veel kanten 'n portret gevraagd werd, en ik was zeer arm (nu niet, want F betaalt me geregeld en behoorlyk) bedacht ik - of liever anderen bedachten het - och, zoo'n vervelende historie-
Kortöm, ik vermande my en liet portretten maken. Photografie en lithografie. Die bood ik te-koop aan
Als ge nu wist hoe me die zaak irriteert! Er werden niet zooveel van besteld dat ik een vierde der kosten betalen kon.
Er bleef een groot pak liggen. En dat pak is my op 'n... manier uit m'n handen genomen.
Dat de gelykenis goed was, bleek me. Onlangs nog zei een kind van 8 jaar dat het portret hangen zag by 'n familie: ‘hè dat is Dek.’ Toch ben ik verouderd sedert dien tyd. 't Spyt me dat er niet onder staat: aet...
He, schryf eens aan R.C. Meyer, boekh. Amst en vraag (let wel: vraag) of hy u 'n portret van my kan leveren? Wees zoo goed niets aanteroeren van wat ik u hier schreef. Ik wil niet weten dat ik den verkoop goedkeur, en ook niet gedwongen worden my uittelaten over de manier waarop hy er toe geraakte over die portretten te beschikken. Dit zou me ontstemmen, en is weer een van de vele dingen die ik terzy moet schuiven als de Levensbode van v.Vl. Bepaal u dus s.v.p. tot de eenvoudige vraag óf hy u 'n portret kan leveren
Neen! Ik zal 'n middel zoeken dat pak te doen overgaan op Funke. Dat is beter. Zoodra dat gelukt is, zal ik er u een doen zenden. Wat 'n slordige brief hartelyk gegroet
tt
DD