8 november 1873
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr. Dubbel velletje postpapier, tot bovenaan blz. 4 beschreven. (M.M.)
alle vorige afspraken: zie V.W. XIV, blz. 557.
Wiesbaden 8 Novr 1873
Zeer Geachte heer Waltman!
Uw schryven van den 5n dezer was my byzonder aangenaam. Zeer toevallig lag er juist 'n klein briefje gereed om U te vragen wat er toch haperde?
Het komt nu niet te-pas, aanmerkingen op 'n derde te maken. Ik wil aannemen dat de heer Pl. gemeend heeft z'n plicht te doen door voor my de meest voordeelige voorwaarden te bedingen. Welnu, ik had hem herhaaldelyk verzocht dit niet zoo op den voorgrond te stellen, en my niet te compromitteeren door te veel koopmanschap. Dit is myn karakter niet. Toch liet ik hem begaan, 1o omdat hy uit-bestwil handelde. 2o omdat ik 't in myn macht had later m'n eigen manier te volgen.
Dit oogenblik is nu gekomen. Met vernietiging van alle vorige afspraken, verklaar ik nu dat UED in het bezit is van 't volle eigendomsrecht. Om compleet te zyn, voeg ik hierby de afzonderlyke bewyzen. Dan kunt U over elk werk apart beschikken. Mocht ge aan 't verkoopen denken, wees dan zoo goed den heer Funke te waarschuwen. Doch dit is buiten my. Men moet vry zyn. Alle banden van dien aard werken storend.
Dit is dus afgedaan. En toch kom ik nog even terug op Uw voorstel om (tegen 't volle kopierecht) my by te betalen wat Funke my meer gaf. Juist! Dit zou een billyke regeling zyn, als ik van den heer Funke meer dan f40 ontving. Maar ik kryg ook van hem slechts die som, en dus zou 't onbillyk wezen U minder eigendomsrecht toetekennen voor 't zelfde geld.
Dit heeft my altyd gedrukt. Pl. zou 't kunnen getuigen. Vandaar dan ook dat ik zoo uitdrukkelyk de present Exx. voor myn rekening nam. Want dit zou misschien niet behoeven, en 't geschiedt dan ook niet by den heer Funke.
‘Hoeveel hebt ge dan daar?’ vraagt ge. Vroeger liep 't in de twintig (??) Maar ikzelf heb dit ingekort, omdat ik zoo bang als de dood ben voor indiscretie. Nu meen ik dat het op twaalf is vastgesteld, maar ik heb geen lust den brief optezoeken. Ik meen dus 12. Wilt gy 't den heer F. vragen, my wel. Liever dan dat ik onwillens liegen zou. Doch dit is nu 'n kleinigheid. Kyk, laat ons op heden:
1.o De geldrekening quitte stellen.
2. Geef me van ieder der drie by U uitgekomen werken nog 'n enkel Exempl. present. (Niet te veel, 'n paar maar. Ik zal er dan by gelegenheid over beschikken)
Komt U dit goed voor? Doch meen niet dat ik van die paar pres. Exx. 'n conditie maak. Ga te-rade met uw kas. dit is uw koopmansplicht. Ik heb redenen van verstoordheid op den heer Pl., die nu niet ter-zake doen. Anders zou ik hem tot getuige roepen dat ik altyd heb aangedrongen op ‘royaliteit’ en op ‘niet het vel over de neus halen’ &c. Ronduit gezegd, die finèsses in de voorwaarden hinderden my. Er bestond geen enkele reden waarom Gy voor 't zelfde honorarium minder zoudt ontvangen dan 'n ander. Nu is er een pak van myn gemoed.
Na vriendelyke groete met achting
UEDDwDienaar
Douwes Dekker
Dat niet-aankondigen in de tydschriften zal wel beteren. Ik ben met byna alle lettermannen op gespannen voet. Doch er begint zich reactie te openbaren. Dit zult ge zien! Mocht ge later toch schade hebben, schryf er my over. Doch oordeel niet te spoedig. Vooral als ik dood ben, zal men alles van my willen hebben. Onthoud eens dat ik u dit voorspeld heb! Velen zyn nu huiverig my te noemen, doch dit zal op eens doorbreken, want die terughouding is gemaakt. En 't ‘gemaakte’ houdt geen stand.-
Ik verzoek Funke (als dit niet gek staat in den boekhandel) op zyn omslagen van de Ideën ook N.E.V.Arb.
Specialiteiten
Mill. Studien
te annonceeren.-
O ja, dit nog. Ik weet zeer goed dat uw vraag niet alle drie werken geldt, maar nu we de zaak zóó afdoen, komt er dit niet meer op aan. Ik noem nu maar alles, om compleet te zyn, en geen aanleiding te geven tot later twyfel, byv. na myn overlyden. Vindt ge die bewysjes gedeeltelyk overbodig, welnu, gooi ze weg!