22 oktober 1873
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer, op 21 oktober begonnen. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Onderaan blz. 5 zijn twee regels onleesbaar gemaakt en is een smalle strook weggeknipt, met tekstverlies aan beide kanten; ook van blz. 7-8- is onderaan een smalle strook verwijderd.
De laatste twee regels staan op blz. 8 rechts in de marge, ook met tekstverlies.
Quosque tandem: hoe lang nog (lat.) Beroemde inzet van de eerste redevoering van Cicero tegen de romeinse samenzweerder Catilina (62 v.Chr.).
Poenitet: uiting van berouw (lat.)
Boeotië: landstreek in Midden-Griekenland, lett. koeienland; hier spotnaam voor Holland.
O utinam unum cervicem haberent: O, dat het romeinse volk maar éen nek had! (Suetonius, ong. 75-150 n.C. rechtsgeleerde en biograaf).
de poppen: de geestige quasi-klassieke verbeeldingen waarmee Vosmaer zelf zijn Londinias had geïllustreerd.
Aloopex: vos (gr.), de naam van Vosmaer in de Londinias.
von Quast: Alexander Ferdinand von Quast bezorgde een herziene uitgave van de Sammlung von Denkmälern der Architectur, Sculptur und Malerei von IV. bis zum XVI. Jahrhundert, durch J.B.L.G. Seroux d'Agincourt.
à la rescousse: te hulp, te wapen (fr.)
Wiesbaden 21 October 1873
Waarde Vosmaer! Gister ontving ik Uw ‘Vogels’ en ‘Londinias.’ In de Vogels las ik nog niet. Wel heb ik 't ingezien. (Dat stukje aan Israels, is heerlyk schoon. Zie, ik wou dat ten Kate - 'n handig verzemaker - het in maat of op rym zette, om te doen in 't oog vallen hoe jammer dat wezen zou!)
Maar van Londinias! Dat was 't voyantste uit Funke's pak. En dun. (deze verdienste lokte my aan, omdat ik werken wou, en me niet laten afleiden.)
Voyant en dun! Dus ik zag het in, en liet me pakken, en raakte in iliadische stemming, en... vond een nieuwe manier, waarop humor zich openbaren kan. Zie ik verbeeld me, dat ik veel over Londinias te zeggen heb.
Eerst en vooral dat ik er zeer, zeer, zeer, mee ingenomen ben. Maar dit kan 'n boer ook zeggen. Toch ben ik niet gereed met het kwalificeeren van den indruk. Er zweeft my één woord voor den geest, en dat kan ik niet vinden.
Ik maak onderscheid tusschen styl en schryfmanier. 't Exordium: ‘Quousque tandem’ is (meer of min kunstmatig bestudeerd, soit!) styl, niet waar? ‘Schryfmanier’ vind ik in uw kommentaar. En ‘Londinias’ is ongetwyfeld 'n staaltje van iets anders nog. Goed! Dit zal niemand van my voor 't eerst hooren. Pour peu que deze of gene arme van geeste zich eens op den voorgrond stellen wil, zal hy 'n jurk aantrekken van 't ‘genre’ dat gy hier invoert. (Als ik despoot was, zette ik er boete op... niet op 't invoeren... (schryfmanier: by Hercules! Nog-eens schryfmanier: by Herakles, klès, klêês, klaas = m'nheer de veelgenoemde.
O lieve Jezus, ik raak in de war! Let op hoe 't geloof kruipt waar 't niet wandelen kan. Daar dringt zich 'n moderne vloek in de plaats myner antieke bezwering.
Ei, precies Athènè versus Neptunus. Ge ziet, daar begin ikzelf al den jurk aan te trekken die U goed staat. Poenitet!
Weet je waar ik bevreesd voor ben? Dat men in Boeotie uw stuk niet begrypen zal. En weet je nog eens wat my toelacht? De rol van explicateur, ziedaar! En, als ik niet beneden m'n... waan sta, zal ik brokken, gangen, sprongen in uw stuk aanwyzen, die U zelf niet zoo bekend zyn als de relatie tusschen vader en kind wel zou doen veronderstellen. Ik geloof dat er grepen in voorkomen die gy uws ondanks gemaakt hebt in de vaart.
En de nieuwe soort van humor! (O God, het misbruik dat ik voorzie! O utinam unum cervicem haberent!)
Ik hoor Kappelman al vragen: maar wat beteekent dat ding nu eigenlyk? En de moralisten: wat leert men er uit. Welnu, ik geloof te kunnen antwoorden. Maar ik haast me niet. Ik wou graag m'n kritiekje goed áf hebben, voor ik er aan begin.
En ik die 't stuk terstond opnam om de dunte, betreurde de kortheid, toen ik 1½ blz ver was! Kerel, uw kader was wyd, waarom niet wat meer nog daarin gezet, poppetjes en ideën?
Tot m'n eer moet ik zeggen dat ik terstond behoorde tot de ‘latere kommentatoren die’ in uw stuk ‘'n verren naklank hooren van homerisch-epische poezie.’ Ei, nogal, de humor die ontstaat door 't moîré van 't moderne. Daar heb je, geloof ik, 't woord dat ik zocht. Tweeërlei lynwaad, wat open geweven, en achter elkander gehouden zoodat de lichtspeling 'n dubbel effect vereenigt in bewegelyke teekening - zoo-iets is het.
En juist datzelfde merkte ik (vóór uw kommentaar, hoor!) in de poppen op. Maar zy liggen niet over elkaer heen, als de tekst. Het moîré wordt opgemerkt, niet gezien. Juist, uw muze is correct (sakkerloot, hoe correct! Wat 'n lynen!) En Poseidoon op blz. 4... archaïstisch? Ja, zeker! De kunst in hare kindsheid, niet waar? Of althans vóór de later volgende volmaking? En... rakende aan karikatuur? Ook waar, doch onbewust. Welnu, die arme kibbelende Minerva en Poseidoon op blz. 4 dragen, als al 't andere, een dubbelmerk. Had ge hier aan gedacht? Ik verwed... iets, dat die twee kibbelaars door Uzelf worden gegeven als stellig ouder dan uw muze. En toch ze kunnen even goed 'n eeuw of zes, acht jonger zyn. Want-
Voor ik nu m'n wysheid over Kunst ga verkoopen aan U den kunstvorschenden Aloopex, moet ik even iets naslaan. Zie, ik herinner me middeleeuwsche illustraties by Terentius, en ik heb daar 'n Davus gezien, waarop Uw Neptunus gelykt. Ik ga zoeken.-
22 October.
Neen, 't is Davus niet. Het werk waarin ik zocht was Seroux d'Agincourt, uitgegeven door A. ferd. von Quast.
Ik raakte aan 't bladeren. Ik mocht dit niet doen, want ik moest werken. En toen iemand die by me zat: hóór, dát is prachtig! En ze las me voor: de ‘Droom’ en de ‘Zee’ en de trommelaar. Ook las ze de zee in 't Duitsch.
Heerlyk! Ik begryp dat ge uw ontslag naamt als opschryver der gedachten van anderen! Gedachten zeg ik nu, wat slordig.
M'n heele brief is slordig. Dit zult ge meer zien. Het beduidt uitspanning na correctie van proeven, weet ge. Neem eens-vooral die slordigheid voor lief. Als m'n zinnen niet rondloopen, maak er maar wat van.-
Ik verbeel me dat ik veel aan U te zeggen heb, en geniet van Uw werk. En ben wel wat beschaamd over m'n opgang. Deel my alles meê wat ge van de pers over uw Vogels krygt. Ik maak me gereed à la rescousse. Ja, dat alles is zeer schoon. Maar ik moet nog beter lezen.-
Terwyl ik opstond om een ander blaadje postpapier te krygen, zei zy - nader uitvoerig over haar-
- Hoe is 't mogelyk dat er niet meer geroep over hem is!
Juist, dacht ik, en was weer beschaamd over m'n opgang. Ik voel aandrang U een groot geschenk te maken voor uw Jakobsladder en Uw zee!-
En Londinias is achteruit gedrongen in m'n schatting. Dat spreekt vanzelf!
Hoor, ge hebt goed gedaan my te schryven. En daar zit ik nu weer met 'n boutade méér op m'n rekening! Want zie, in 't reeds afgedrukte 17e vel van m'n VII bundel Ideën (welker 1 aflg. dezer dagen uitkwam) vloek ik tegen Holland: ‘ben ik dan de eenige artist in ons verrot Nederland!’ En vóór 't verschynen van dien uitroep antwoordt gy met Londinias en de ‘Vogels.’-
(....)
en 't is al over 12!
Gy moet veel geleden hebben! 't Kunstenaarsgevoel is 'n zware dracht. En dan in de rechten!
Ik zal Uw werk goed bestudeeren, en ben zoo bly dat ik er zoo hoog mee loop, schoon 't me schaadt aan m'n verwaandheid ('n element van succes, N.B!)-
Vóór Funke's pak kwam, was zy bevreesd dat ik in den brand zou raken van Uw werk. 't Gebeurt zoo zelden dat ik in geestdrift raak! Wat volgt daar uit? De malle waan dat ik alleen wat goeds kan voortbrengen, enz. enz.-
Och, ik heb geen lust nu meer te schryven. Ook moet ik kopie leveren, heusch! Ik heb 't tegenwoordig goed, maar... ik moet elken dag 'n contingent werk leveren. 't Zal er naar worden, en naar worden!
(....)
't Zal my zeer benieuwen of ik licht zie in Uw stuk over Faust II. Zoo ja, dan is ook dát 'n kunststukje. Maar ik erken dat ik ingenomen ben tegen Göthe. Ik kan z'n dikken buik niet verdragen-
Zeg me, wie zyn Porthmos & Oilmos ('n Willem? νεαυλης is duidelyk.
En, help my aan de verklaring van: ‘εταιροις’
Ik heb u meer te vragen. Ik ben bly met het woord moîré.
't Publiek krygt twee stoffen voor één geld.
Zeg me vooral hoe uw werk ontvangen wordt?
Wanneer verschynt de II bundel ‘Vogels’? Ik ben zeer nieuwgierig naar uwe ontwikkelings-geschiedenis.
(....)
middelmatige) erger ik my, en verlies m'n stemming. By schoone zaken raakt m'n verwaandheid aan 't wankelen, en valt om!
In beide gevallen voel ik me bedorven voor m'n werk.
Ziedaar nu, ik zit met m'n Wouter in 'n aller ordinairste historie welker éénige eisch is: correctie van teekening tot het minutieuse toe. Ik kan daarby vlucht noch geestdrift gebruiken, niets wat naar uw kunstenaar zweemt die 'n beeld houwt uit het blok waarop de Jakobsladder rust! Dus kerel, je benadeelt me in m'n beroep, in m'n ambacht! Voor 'n week of wat droomen en contemplatie betaalt Funke geen kopieloon. Ook die stryd
(....)
zou 't schynen of ik klaagde. (....)
de stemming die gy over me gooit, goed te gebruiken: assimilatie!