1 juli 1873
Brief van Multatuli aan A.B. Cohen Stuart. Afschrift van Mimi, met een postscriptum van Multatuli. Deze tekst staat op de blanco ruimte van Stuarts brief d.d. 21 juni, met daarboven in potlood de notitie van Multatuli: dit antwoord staat ten onrechte hier. 't moet volgen op zijn 2n brief van 27/6 73. (M.M)
insidieuse: arglistige (fr.)
insolentien: onbeschaamdheden (fr.)
Weledelgestrengen heer
A.B. Cohen Stuart te Leiden
Wiesb. 1 Juli 1873.
Weledelgestrenge Heer!
Het doet my waarlyk leed dat ik my na de ontvangst van uwen eersten brief, in weerwil van den zonderlingen toon dien ge u daarin veroorloofd hebt, vervoeren liet tot 'n gemoedelyk antwoord.
De insidieuse poging om, na eerst 'n welgelukt beroep te hebben gedaan op m'n loyauteit - 't gevaar dat ge daarby liept, was niet groot! - me nu in uwen brief van 27 juni, te kunnen lastig vallen met even gevaarlooze insolentien, komt me... onedel voor.
Uw brief is 'n kostbare bydrage tot de oorzaken myner verachting voor ‘Publiek.’ Getroost u de zelfverloochening dat stuk in 't licht te geven, dan zal ik deze meening door ontleding tot helderheid brengen.
Maar ik waag me niet aan verdere particuliere aanraking met iemand die me zulke doorslaande blyken gaf van gebrek aan eerlykheid. Dááraan dan ook is - onder anderen! - de tegenspraak te wyten tusschen 't slot van uwen tweeden brief en den inhoud van den eersten. Wat my betreft, ik zal me aan den vorm houden en teeken hoogachtend
Uwweledelgestrenge Dienstwillige Dienaar
Douwes Dekker
P.S. Mocht het besef: my gefopt te hebben u streelen, bedenk dan dat dit - vooral door 't misbruik maken van m'n zucht om goed te zyn - geen kunst is. Dit kan 'n kind doen. Kunstig zou 't wezen de foppery voorttezetten. Daar behoort méér toe.