11 maart 1873
Brief van Multatuli aan J.N. van Hall. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 4 beschreven. (M.M.)
bégueule: preuts, nuffig (fr.)
Neven: succesrijk blijspel (1837) van P.T. Helvetius van den Bergh (1799-1873).
over dat Wonderkind: zie V.W. XIV, blz. 611.
Pythagoras: grieks wijsgeer en wiskundige (ong. 575 - ong. 500 v.C.)
Bayle: Pierre Bayle (1647-1706), auteur van de befaamde Dictionnaire historique et critique (1697).
in effigie: als afbeelding, dus niet in echtheid (lat.)
Wiesbaden 11 Maart 1873
Waarde heer Van Hall, innig geroerd haast ik my U te danken voor Uw schoon stuk. Ge zoudt niet kunnen leven van uw pen - daar is maar voor 'n paar gulden kopie, en wat hebt ge al moeten werken en denken om 't voorttebrengen! O, ik dank U zoo! Juist, juist, dát is het, riep ik by elken regel! Ik wou nu dat de V.S. niet van my was, dan kon ik uwe beschouwingswyze aanpryzen als 'n les. Dat is het! Nu kan 't me niet meer schelen of de rest zwygt, va!
‘Wat waar is, moet van alle kanten waar zyn.’ Welnu, uw: ‘met het vers van Albert incluis’ is dat! Het dateert uit den jingeltyd. Dit moet U goeddoen, en u moed geven om Uw indrukken aantekweeken en te uiten. Wie zoo juist raadt, raadt niet. O, ik begryp Uw gedachtenloop zoo goed.
Om U iets van m'n dankbaarheid te toonen, heb ik niets dan de mededeeling dat het me vergelykenderwys zeer goed gaat. Ik werk zoo hard ik kan, en daar ik 'n zeer goeden uitgever heb, geniet ik eene kalmte die me tot voor weinig tyd onbekend was. Ik voel dat dit U genoegen zal doen.
Altyd blyven er jammer's. Dit o.a. dat kopie by de maat betaald wordt. Daarom zei ik: gy zoudt niet kunnen leven van Uw pen. Uw executie van ‘mooischryvery’ is heerlyk. (Ja, juist, de aangehaalde zinsnede is slordig, incorrect!) by herdruk zal ik 't zeggen.
Wees zeer hartelyk bedankt, en gegroet van
t.a.v.
Douwes Dekker
Ik ben u nog altyd antwoord schuldig op de vraag: waarom het Tooneel Verbond niet slagen kan? Ik houd die zaak voor wanhopig, maar voel achting voor de pogingen. Ik denk over al de eigenaardigheden die ons, Hollanders, in den weg staan. Er zyn er vele. Tot de inrichting onzer huizen toe, onze manier van wonen is 'n hinderpaal, en... en... de onwaarheid onzer zeden! De gaping tusschen gedrukte en ware waarheid! We slikken in werkelykheid kameelen, en schrikken terug van 'n mug in letters gespeld. Het Publiek dat... niet zeer braaf is, toont zich bégueule - misschien wel juist omdat het niet veel deugt! - zoodra men...
Och, ik kan nu daarover niet aan 't verhandelen gaan. (Kopie!)
Ook in dit opzicht kan Uw stuk gunstig werken. Het wekt tot denken op! Dat is veel gewonnen.
Verbeeld u, ik ben m'n uitgever 'n Blyspel schuldig. En ik kan maar niet beginnen: ik durf niet! Dit is de zuivere waarheid. Nu moet men daarby weten dat de ‘comédies’ (????) van Molière my niet bevallen. V. d. Berg's ‘Neven’ ook niet. En ik zie tot nog toe geen kans de dingen die me daarin niet aanstaan, beter te maken of te vermyden. Daarom kan ik in waarheid zeggen dat ik niet durf.
Wees hartelyk gegroet, en bedankt! Ik ben er zoo groots op, dat ik terstond uit het kleine stukje over dat Wonderkind, bemerkte dat ge dacht! En dat sobere vind ik zoo schoon. Neen, voor broodschryver deugt ge niet! Hoe drommel maakte 't Pythagoras met z'n slachtersrekening, na 't vinden van dat bewysje? Bayle beweert dat de 100 ossen maar in effigie werden geofferd. Dat laat zich hooren!