*6 januari 1873
Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli. (RvE, blz. 235-239).
Conscience: Hendrik Conscience (1812-1883), veelgelezen auteur van historische romans en dorpsnovellen, was ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag, 3 december 1872, uitbundig gehuldigd.
Luther's woorden: in RvE heeft Mimi hierbij de noot geplaatst: Zie het naschrift op Idee 527. Vgl. V.W. III, blz. 428.
Laura: de door hem bezongen geliefde van de italiaanse dichter Petrarca.
Rolle, 6 Jan. '73.
Waarde Dekker! Hartelijk dank voor Idéen IV en de vijfde uitgaaf van Idéen I en II. Natuurlijk ging ik daadlijk aan 't lezen, maar ik was zenuwachtig en bitter, niet alleen door uwe billijke aanklachten, maar ook door eene courant, die mij het verhaal bracht van de ellendige hulde der hollandsche beroemdighedens aan den ellendigen Conscience. Ik broei over eene tegenstelling: ‘Een man die iets maakte en een man die iets deed’. Daarin zal ik wijzen op de bejegening, u en hem aangedaan. Maar vooraf wensch ik van iets zeker te zijn. Misschien kunt gij mij inlichten. Gij hebt een en ander van C. gelezen, ik niet. Ik lees bijna nooit romans. Somerhausen, een duitsche Jood, zwager van van Lee, genaturaliseerd en belgisch hoofdambtenaar bij binnenl. zaken, vertelde mij, dat C.'s eerste romans liberaal waren, maar later opgekocht werden en clericaal omgewerkt. Is dit waar? Weet ge daarvan iets? Wel weet ik, dat hij zijn poot niet durfde zetten onder een protest van de brusselsche liberalen en schrijvers, in 1870 of 1871, tegen een eeuwfeest der Roomschen, waarbij 't verbranden van eenige Joden zou worden herdacht.
Met aandoening las ik uwe bladzijden over Bråtå Joedå. Die vriendelijke groet aan de eerlijke tijgers! Ja, ondanks hune lafheid, staan zij boven de nog laffer Nederlanders.
Van Katz mijn handschrift nog niet terug. Heden verstreek de ter-mijn van 't ultimatum. Ik zal nu morgen 't stuk zoo goed mooglijk uit het hoofd schrijven voor de Sneeker, waarin ik een nieuwjaars-mopje plaatste dat ik u zond. Uit het slot zult ge wel een' brief herkend hebben, dien ge vóór ± 16 jaren richttet aan uw' broeder te Kedhoeng of te Taloeng.
Waarom schrijft ge Saidjah? Die h als sluitletter duidt, meen ik, op een' Javaanschen vrouwennaam. Francken laat ze dan ook te recht weg.
Het verlies van die ‘relatie’ met Katz zal me geene tranen kosten. De vent is geconfijt in slenters. Hij weet niet, wat hij wil. Heden trekt hij partij voor u en mij, morgen spreekt hij van zijne ‘liefde voor dit kabinet!’ Of van ons volk, dat ‘gerechtigheid’ wil! Ik geloof, dat er niet alleen eene stilzwijgende maar ook eene uitdrukkelijke samenspanning bestaat tusschen de N.R.C. en alle ‘liberale’ bladen, die een noemenswaard getal leden hebben. Die Nijgh kan, geloof ik, ‘diensten bewijzen met zijn ‘Correspondentie-bureau’ en zijn ‘Advertentie-bureau’. Welke weet ik niet recht. Maar 't schijnt voordeelig. Misschien ook is Katz medewerker van 't Leeskabinet, dat ik brandmerk als ‘vuilaardig en lafhartig’. Althans ik heb in zijne krant eene uitbundige lofspraak op dat maandwerk gelezen.
De priesters zagen juist, toen zij hunnen god voorstelden als de volmaakte Wijsheid en de volmaakte Liefde tevens.
Neen, 't trekken van een kies maakt mij zeer onaangenaam. Daarentegen ben ik bij snijden en branden kalm. Eveneens in 't zedelijke. Kleinigheden maken mij boos. Kleine gevaren maken mij bang, groote niet. Als ik den dood voor oogen heb, in ziekte, duel, vliegenden storm op een schip enz. ben ik de sereniteit en bedaardheid zelve.
Hartelijk dank voor uw taalkundige mededeelingen. Ja, wel is 't jammer dat ge geen loisir hebt. Ach! Om uwentwil zou ik rijk willen zijn.
Mijn broeder was den 3den jarig. Marietje: Grootmama ik denk den heelen dag om die taart, die van avond komen moet; wij zullen vandaag een goed dagje hebben; waarom niet alle dagen zoo?
Als gij ondanks uwe soesah met een uitgever, naar Italië gaat, zal 't wel naar Padua zijn. Zoo niet, kunt ge even goed u te Genève vestigen. In Holland zou ik doodgaan. Dat volk verteert mij. Ik begrijp nog minder dat gij daar leven kunt. Dat het bezoeken van een kof-fiehuis onfatsoenlijk is, wist ik niet. Maar zoo vernam ik ook dat voor een tiental jaren de zuster mijner schoonzuster mijne vrouw niet op een door haar gegeven bal noodigde, omdat hare moeder slechts een bovenhuis bewoonde!
Ja, Demosthenes! Noemde ooit een lichaam zich ‘Laag langs den grond’? In Holland zal geen troep Vorstenschool durven spelen. En Feringa! Hij schrijft mij dat mijn vriendelijk antwoord hem zooveel genoegen deed! Maar hij schijnt niet te kunnen kroppen dat ik hem daarna schreef ‘Ik zal dupliceeren niet vinnig, maar strikt rechtvaardig objectief, zoo onpartijdig mogelijk’. Ik sta er in 't geheel niet op den strijd voorttezetten. Kunt gij hem bewegen dien optegeven, 't is mij wél. Maar ik zal hem ditmaal niet onbeantwoord laten.
't Schijnt mij toe dat van schrijven evenmin iets verloren gaat als van de stof. Waarom zoudt gij moeten weten waar uw werk blijft? Ik zou lust hebben een vriend te verzoeken mij aantevallen in de N.R.C. Maar wien?
Van P. geen geld meer ontvangen (natuurlijk!) Maar ook niet de verlangde ophelderingen.
Luther's woorden: ‘God helpe mij! enz.’ zijn gelijk gij vermoeddet eene legende. Van de 15 contemporaine verslaggevers te Worms werden zij slechts door éénen vermeld.
Volgens Feringa is in den regel de sterkte van 't geheugen omgekeerd evenredig aan de scherpte van 't verstand, en vice versa. Zou men veel hebben aan een oneindig verstand met nul geheugen?
Dat zoo'n Thieme, die Keller doet reizen, niet op de gedachte komt, u een aanbod te doen! Na uw hard werken moest toch niemand, gelijk van Santen (uit Leiden) eens tot mij zeide, beweren dat men er niet op rekenen kan iets uit uwe handen te krijgen.
Groet uwe Lieve Laura vriendelijk voor ons. Marietje kust haar. Wij drukken u de hand.
Uw vriend
R.v.E.