4 januari 1873
Brief van C. Vosmaer aan G.L. Funke, en door hem doorgestuurd aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan drie bladzijden beschreven. (M.M.) De bovenste regel is een notitie van Funke.
A: Amice.
op een grievende wijze: Idee 1036; zie V.W. VI blz. 345-350.
A: Lees svpl wat volgt
f
Den Haag 4 Jan 73.
WelEdele Heer
Thans heb ik er grooten spijt van U te hebben vergund mijn stuk over M's drama te herdrukken. De heer D.D. bespreekt mijne beoordeeling, die zooals u bekend is uit de volste en warmste sympathie ontsproot, zelfs bepaald wel tot doel om den zoo onbillijk geplaagden schrijver het genoegen te geven dat er noch menschen zijn die er openlijk voor durven uitkomen anders over hem te denken dan het gewone Tugendpöbel, hij bespreekt die beoordeeling op eene grievende wijze. De gewoonte om zooveel slechts op te merken schijnt hem hierin zoo beneveld te hebben dat hij ieder voor een vijand aanziet en onder eenvoudige woorden de leelijkste insinuaties vermoedt. Het heeft mij zeer pijnlijk aangedaan; ook zijn toon is onwaardig. Ik zal in het volgend N v.d. Spect. antwoorden, - alleen ter wille van de waarheid. Zoudt u de goedheid willen hebben dat N.r aan hem te zenden, want ik zelf wil dat niet doen.
U zoudt hem ook uit mijn brief aan u kunnen bewijzen, dat mijn gevoelen niet nu is veranderd, maar van den aanvang af zóo was als het ondubbelzinnig uit mijn stuk spreekt.
D.'s opvatting is argwanend en kleingeestig en dat valt mij van hem tegen.
Hoogachtend noem ik mij
uw dw. Dr.
C. Vosmaer