4 oktober 1872
Brief van Multatuli aan C. van Helden. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 geheel en blz. 3 voor de helft beschreven. (M.M.)
Afschrift door Mimi gemaakt en aan Funke gezonden. Het afschrift is kennelijk door Multatuli nagelezen, want de vier woorden of hém dóór U? zijn er in zijn hand bijgevoegd.
W.baden 4 Oct. 1872.
Waarde van Helden! Uw brief van eergister bevalt me niemendal. Indien gy meendet goed te handelen door my te laten deelen in de winst dien gy behaald hebt op - 't niet-uitgeven van m'n 4de bundel, dan zoudt gy my dat bedrag hebben gezonden.
In-plaats daarvan brengt ge my vis à vis F. in eene verhouding alsof ik door uw intermédiair hem met 'n slenter geld vraag. Dat is één! Vervolgens vraagt gy my nu: ‘hoeveel geld ik noodig heb?’
(antwoord f 200.000). Maar waarom vraagt ge dat? Heb ik U om geld gevraagd? Wie zeide U dat ik geld noodig had? En hoe staat dit in verband met het voor vele weken reeds aan F. quasi ten mynen behoeve, gevraagd bedrag van f160?
Ik weet van niets, en wil van niets weten. Er bestaat geen enkele reden, om U om geld te vragen. Het plan my te laten deelen in die winst, zou indedaad lief geweest y zyn, meer dan stipt-eerlyk, dus edelmoedig, als ge dat gedaan hadt. Maar ge hebt het niet gedaan, en ik vraag er niet om. Schuldig zyt gy my niets. Daarby blyf ik!
Als ik u een raad mag geven: werk! Stel dat iemand f3000 bezit, en daarvan één jaar leeft zonder iets te doen, dan heeft-i f33000. - opgemaakt. f3000 aan geld, en f30.000 aan werklust voor de eerstvolgende tien jaren, geloof me!
Ik moet funke meedeelen wat ik U schryf, ik moet. Kunt ge in gemoede vorderen dat ik riskeer hem in den waan te laten dat ik u om geld gevraagd heb, of hém dóór U? Denk eens na!
Adieu, ik heb vervloekt het land.
tt.