*30 juni 1872
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga (RvE, blz. 186-187).
Wiesbaden, Zondag 30 Juni 1872
Beste Roorda, Uw briefje doet my schrikken! Kunt ge niet nog 'n beetje verder weggaan? Ach, waarom niet eerst eens hier in de buurt rondgezien? Voor de hollandsche pers is Neuchâtel ook niet alles! Ik kan onmogelyk van huis, onmogelyk! Ik zie uw route na op de kaart, en vind dat ge byna even goed over Wiesbaden komen kunt, al ware 't dan maar op de terugreis. Van hier uit, naar Brussel, sluit de spoor aan. Wie van hier vertrekt 's middags drie uur, vindt te Keulen een nachttrein gereed naar Brussel, en men is dan 's morgens vroeg dáár.
Dat is wel vermoeiend, maar uw tegenwoordige itinéraire waarachtig niet minder!
Ik ben zeer verdrietig over uw plan. 't Is uit de wereld, dunkt me! Juist heden ontving ik m'n vyfde acte. Maar uw hoofd kan er nu niet naar staan, dat ding te lezen. Och, 't spyt me zoo!
Ik had al dagen naar tyding van u uitgezien, en wou er om vragen. En nu kryg ik op eenmaal dát bericht! Neuchâtel!
Verbeel je eens dat het daar u of de uwen niet bevalt? Wat 'n getob om er weer vandaan te komen!
Hartelyk gegroet
t. à v.
D.D.
Denk niet dat het dorheid van me is, u niet optezoeken op uw terugreis. Ik kan niet. En... dat zou ook een veel gejaagder ontmoeten zyn, dan ik me voorstelde. Ik had u zoo graag veertien dagen kalm hier gezien.
Dat ik niet reeds lang te Brussel kwam, is wyl ik 't geld nog niet heb, my daar schoon schip te maken. En... dat maakt me zoo lam en ungeniessbar! Och, bedenk je nog eens!
't Lykt wel of ge uw bedreiging van verleden uitvoert, om ver van me te gaan! Welnu, ge hebt ongelyk. Foei!