15 januari 1871
Brief van Multatuli aan H.H. Huisman. Enkel velletje postpapier, dubbel gevouwen en geheel beschreven. (U.B. Leiden; fotokopie M.M.)
Wbaden 15 Januari 71
Zondagavend
beste Huisman! Ik kryg daar een telegram van Delft. Er staat (onder meer andere dingen)
Dinsdag geld.
Nu gis ik dat dit beduidt dat men o.a. doen zal wat ik verzocht heb - namelyk terstond f 25 aan U zenden.
Maar (de menschen zyn zoo) t kan ook beduiden:
‘Dinsdag zend ik geld aan U ik kan my met die remise naar Amsterdam niet inlaten.’
Dán moet ik u natuurlyk die groote schat van hier zenden, en dan wacht gy nóg langer.
Hoe dit zy, ik schryf u dit dat ge niet vóór den tyd naar een gerecommn brief uitziet, want vergeefs wachten is pynlyk.
Daar zyn wy te oud toe geworden!-
Tegen over die onzekerheid staat: dát er geld komt, en ik denk wel direct van Delft naar Amsterdam. Want dat telegraferen beduidt welwillendheid, en waarom zou men dan niet doen wat ik verzocht heb?
Nu weet je die zaak.-
En nu alweer drie verzoeken:
1. Wilt ge inliggend briefje bezorgen, of doen bezorgen?
2.o Gy oude boekenwurm geef my eens een nauwkeurige opgave van Uitgevers-onkosten voor een boek (papier, zetten, brocheren, verzenden, boekverkoopers rabat &c &c). En dat wel over
enkele | oplaag | 550 Ex. |
dubbele | 1100 Ex. | |
3 dubbele | 1650 Ex. | |
4 dubbele | 2200 Ex. |
Nauwkeurig!-
Kerel, ik durf 't je haast niet meer te zeggen, maar... ik heb weer hoop! Sedert jaren had ik een bepaald plan dat telkens mis liep, en waardoor gy ook zoudt geholpen zyn (f50 smaands, vast inkomen, en arbeid naar uwe vermogens)
Welnu, ik heb weer hoop. Als 't nu eindelyk lukt, zulje zien dat ik geen praatjes verkocht.-
3o) Het nevensgaande komt voor in een stuk dat ter perse wordt gelegd. Schryf me of daarin iets is dat u stuit? Dan haal ik 't door, want ik wil u geen verdriet doen. Ik zeg: laat het maar staan.
Hartelyk gegroet
tav
Douwes Dekker
Ja, ik ken oppervlakkig den heer van Nes. (Jhr Walraven van Nes, hy is zoowat familie van me). Hy denkt vry. Maar meer weet ik niet van hem. Ik heb hem altyd een royale flinke kerel hooren noemen. Of 't waar is weet ik niet.
Ik geloof het wél.