6 december 1870
Brief van Multatuli aan H.H. Huisman. Dubbel en enkel velletje postpapier, tot onderaan blz. 5 beschreven. (U.B. Leiden; fotokopie M.M.)
Toekomst: de opvolger van het Stuiversblad. Jaargangen van De Toekomst zijn in geen enkele bibliotheek aangetroffen.
't orgaan van de Dageraad: terwijl De Dageraad aanvankelijk een zelfstandig tijdschrift was geweest, los van de veel radicaler vereniging De Dageraad, was het blad sinds 1869 het officiële orgaan daarvan.
Ze weten niet wat ze doen: Lucas 23:34.
Titus: de romeinse keizerszoon Titus Flavius Vespasianus (39-81 na Chr.) bestreed samen met Vespasianus de opstand in Judaea, nam in 70 Jeruzalem in en verwoestte de tempel aldaar; in 79, bij de dood van Vespasianus, werd hij keizer.
Wiesbaden 6 December 1870
Beste Huisman, Ik ontving uwen brief van den 3n, met ‘Toekomst’ en afdruk uit den Dageraad. Ik dank u wel.
Ook uwen brief van 23 November had ik nog niet beantwoord. Dit was waarachtig niet uit onverschilligheid. Integendeel! Ik was bekommerd over uwen toestand, en verdrietig dat ik er niets aan doen kon. Sedert lang denk ik er aan, U eens eene verplaatsing voorteslaan. Daartoe is, als voor alles, geld noodig, en my loopt het voortdurend tegen. Niet dat ik 't nu zóó moeielyk heb als in Augustus, toen ik indedaad honger leed, maar ik leef van den dag op den dag, en wat ik wacht (of wachtte) komt niet. Als de menschen in alles zoo knap waren, als in 't teleurstellen!-
Noch van den heer Scheurleer, noch van Schook - die beiden u myn adres vraagden - heb ik iets vernomen. Ik begryp dus niet wat dat vragen kan beduid hebben.-
Ik vind die weigering van Gunst niet zeer vriendelyk, noch voor U noch voor my. Ik zie niet in, dat de Dageraad zich met de plaatsing van uw stuk zou gecompromitteerd hebben. Zooveel invloed dus gunt men in 't ‘Orgaan’ van den Dageraad, den President van datzelfde genootschap niet. Eene verzameling van vromen zou dat niet hebben geweigerd aan den Dominé die aan 't hoofd stond. Er is véél in de vromen, waaraan vrydenkers een voorbeeld moesten nemen. Al liegen zy vaak in hun geloof, ze handelen iets beter naar wat zy zeggen. En... ze houden hunne voorgangers en apostelen in 't leven. - Ik ben zeer bitter gestemd, ook als ik over U denk.-
Wat er haperen kan aan 't zenden van de verschenen Ideën, is me een raadsel. Gy hebt u natuurlyk by Gunst geïnformeerd. Ik schryf er van Helden over. 't Is beroerd, Maar... ook hy zit in den brand, en dat maakt 'n mensch in de war.-
Maar wat helpen u Ideën! Gy hebt ándere hulp noodig. Ik heb 'n vreesselyke hekel aan praatjes als die inplaats van wat anders worden gegeven.-
Sedert weken wacht ik... geld! En ik zou u 't lystje kunnen toonen, waarop gy (na Italië) boven aan staat. Ik had zelfs een plan u eens wat genoegen te bezorgen - een reisje hierheen, of zoiets. Maar jawel! Toch wacht ik 't altyd nog! En dan zal ik my haasten. Doch - intusschen is 't winter geworden! Ze weten niet wat ze doen, zeg ik als Jezus, maar - niet als Jezus! - ik vergeef 't hun niets! Dat uitspreken van 't woord: vergeef het hun, is dan ook maar een niet-gemeende klank. Jezus wist heel goed dat de ‘Vader’ hem niet aan 't woord zou houden, en den Joden een duchtige rammeling zou laten geven door Titus en de Christenen.-
Nu, klank of niet, ik vergeef 't gemartel niet, dat ze my en u aandoen.-
En, by dat alles, doet ge nog voor my wat ge kunt! Arme beste kerel, wanneer zal dat getob ophouden!-
Spreek er niet over, maar die Kommissie doet me kwaad. Zonder haar, zou ik nu geld hebben. Ik zit met die zaak in den brand, en peins op 'n manier om - ik weet waarachtig niet hoe ik 't moet aanleggen om er áf te komen, zonder my in nieuwe moeielykheden te wikkelen. Dit is zeker: het doet me kwaad! God bewaar je voor vrienden!-
Ik zou zeer gaarne u eens breedvoerig uitleggen hoe die zaak in elkander zit, maar ik ben schuw voor schryven. Men weet nooit waar 'n brief blyft. En ook heb ik er veel ondervinding van, dat brieven op 'n dwaalspoor brengen. Men schryft opgeruimd, en den volgenden dag valt er weer 'n luchtkasteel in elkaêr. Dan verandert de toestand en de hoopgevende brief is onderweg. 't Ergste is als er dan uit zoo-iets wordt opgemaakt dat de schryver onwaar was, dat hy maar zoowat wegpraatte! Ach, dat is zoo verdrietig. t Is nog pynlyker dan de vele mislukkingen zelf.
Ik heb my al eens voorgenomen, nooit weer iets goeds te schryven voor het er is! Maar dat kan ook niet! Soms bestaat er, om niet te bezwyken, behoefte aan hoop, en als men dan meent die te kunnen geven, is 't moeielyk een goed vooruitzigt achter te houden.-
Wat de beschikking over de overdrukjes aangaat, ook dat is moeielyker dan 't schynt. Voor alles is geld noodig, al is 't dan maar 1 ct frankeerkosten! Hoe maakt ge 't nog met uw briefport! Ik let zeer goed op die dingen, omdat ik by ondervinding weet... Geloof me, er zyn menschen, die meêpraten, en meenen te weten wat tegenspoed is, en die over armoed sprekende, zeggen: ‘nu ja... men heeft toch altyd 'n paar gulden in z'n zak.’
Uilen!
En hoe maakt ge 't met uitgaan? Laat uwe gezondheid dit toe? - Hoe dit zy, over de overdrukjes zal ik nader schryven, zoodra ik kan. Eén Exempl. aan Mr A.J. Duymaer van Twist kan in allen geval geen kwaad. En zeker aan de andere Kamerleden (1 & 2e) ook niet - als er maar geld is! Dát bezwaart me. Geef er intusschen hier en daar een weg, waar ge denkt dat het goed kan doen.-
Voor 'n maand of zes schreef ik 'n paarmaal stukken in den ‘Nederland’ (uitgever Loman) ‘over zeker soort van Liberalismus.’ De redacteur (Tersteeg) werkt tevens op 't bureau van ‘het Noorden’. Dat Noorden heeft me allerlompst behandeld, en Tersteeg van den weêromstuit ook. Als gevolg daarvan kreeg ik niet eens myn eigen werk te zien! Daarvoor moet men in Holland wezen! In elk ander land ware zoo-iets 'n onmogelykheid.
Nu, dit zy zoo! Maar hebt ge de 3 (?) nummers ‘Nederland’ waarin iets van my voorkomt, gelezen? Het moeten zyn de nummers van Juli, Augustus & September. Ik vraag er heden van Helden naar, en spreek er nu over, niet om U daaromtrent iets te verzoeken, doch alleen om te weten of gy ze gelezen hebt? Door de beroerdheid van Tersteeg of Loman (ze hadden geen fondsen, schreef hy) is nu ook dát stuk weer afgebroken, even als de Millioenen-Studiën in 't Noorden. Dat benadeelt my vreesselyk. Het verveelt de lezers die 't aan my toeschryven dat alles zoo steken blyft. En ikzelf raak den draad kwyt. Als ik niet altyd zoo mishandeld was door uitgevers, zou ik veel verder zyn. In godsnaam! Wie 'r geen ‘Heer’ op nahoudt, moet tobben. Weet je wel, dat het wáár is: ‘Wien God vreest zullen alle dingen medewerken ten-goede’? t Spreekt van zelf. Wie god vreest doet meê met de mode, wie de mode volgt is wél met de rest die óók mode volgt, en wie wél is met de kliek, wordt voortgeholpen. Dus wie God vreest &c. Moraal: vrees god! Nu dát beloof ik hem, zoodra hy me iets van zich laat zien. Tot nu toe ben ik banger voor den duivel, die meer bewyzen van z'n bestaan geeft, en actiever schynt dan z'n confrater in den hemel.
Wees hartelyk gegroet, zeer hartelyk
van uw liefh. vriend
Douwes Dekker