Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
14 oktober 1870
van
J. van Gennep (bio)
aan
Abraham des Amorie van der Hoeven (bio)
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
14 oktober 1870
Brief van J. van Gennep aan H.A. des Amorie van der Hoeven. Dubbel velletje briefpapier met monogram JvG, waarvan drie bladzijden beschreven. (M.M.)
Deze brief werd op 18 oktober door Van der Hoeven aan Multatuli doorgestuurd.
Rott. 14 Oct. 70
Amice!
Dank voor het toegezonden briefje van Dekker. Het was mij een waar genoegen te zien, dat mijne kleine bijdrage zoo van pas kwam. De hoop, om een fonds te zijnen behoeve te vormen, behoeft nog niet geheel te worden opgegeven. Speciaal van daag hebben zich zeer bemoedigende verschijnselen op gedaan. Een ingenieur te Tilburg Roessinge van Iterson, die reeds nadere inlichtingen gevraagd had, schrijft mij dat te Tilburg reeds eene plaatselijke kommissie werkzaam is terwijl aan tallooze vrienden en kennissen brieven zijn afgegaan tot medewerking en opwekking van anderen. Hij schijnt mij een man van een warm gemoed en veel geestkracht. Op zijn raad heb ik aan Stieltjes geschreven, met verzoek zich aan het hoofd van een comité te plaatsen. Te meer werd ik daartoe genoopt, omdat reeds Professor Kern bij een schrijven van heden morgen zijn naam en penningske had beschikbaar gesteld. Met hem, Stieltjes en, zoo mogelijk, nog een finantier, zouden wij m.i. eene prachtige kommissie hebben. Nog ontving ik een sympathisch schryven van Dr Spruyt leeraar aan de H.B.S. te Utrecht, terwijl mij ook uit vele gesprekken zoo hier als elders gebleken is, dat er wel goedwil bestaat, indien er maar eerst een handvatsel aan de zaak is. Mijn eenige vrees is nu dat de terugkomst van Multatuli storend ingrijpt. Hoe stiller hij zich houdt, hoe meer de zaak buiten hem omgaat, hoe meer kans van slagen geloof ik dat er is. Er ligt in het zwijgend lijden iets dat meer tot de menschen spreekt dan alle teeken van leven in welke rigting dan ook geuit. Trouwens het is mogelijk, dat ik te sanguinisch ben en ten onregte eenig electrisch schijnsel voor morgenstond begroet. In allen geval is er eenig leven en waar leven is is hoop. Overtuigd dat U die hoop te doen deelen, voor U eene aangename gewaarwording is, stel ik U met het bovenstaande in wetenschap. Welligt kan het U ook dienen om er Dekker mede op te beuren.
Adieu! van harte
t.t.
JvanGennep
P.S. Zoo even ontvang ik ook nog een schrijven van zekere van Plettenberg, te Delft, mij onbekend. Zijn belangstellend schrijven is eene eerste vrucht van de bemoeijenissen van van Iterson.