Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
5 juni 1870
van
Augustinus Josephus van der Ghinst (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
5 en 6 juni 1870
Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli. Concept op foliopapier, vier bladzijden, geheel beschreven. (A.M.V.C. Antwerpen; fotokopie M.M.)
Het handschrift heeft een klein aantal doorhalingen. De onderstaande tekst volgt zo goed mogelijk de laatste versie. De alinea tussen haakjes gedrukt, is in het origineel met drie halen doorgestreept.
tweede: het handschrift heeft twee.
zijnen tijd: het woord tijd ontbreekt in het handschrift.
Il est avec le ciel des accomodements: er zijn met de hemel wel schikkingen mogelijk; citaat uit Molières Tartuffe.
brigands: struikrovers (fr.)
qui trop embrasse mal étreint: wie te veel hooi op z'n vork neemt, bereikt weinig (fr.)
de heer Sabbe: de flamingant en letterkundige Julius Sabbe (1846-1910).
Brugge den 5 Juni 1870
Mijn goede en Waarde Multatuli
uwe brieven van 29 mei en van 30 mei met zijn vervolg heb ik met aandacht gelezen. Het verheugt mij te vernemen dat er gelukkige verandering in uw toestand is, en 'k hoop dat gij voortaan gerust van geest zijnde, van al uwe zwarigheden zult kunnen bevrijd geraken. Maar wie is zeker van de toekomst?... Indien het dus nog gebeurde, tot schande van Holland, dat gij nog moeilijkheden zoo als laatst tegenkwaamt, ik zal mij altijd gelukkig achten, u van eenig nut te kunnen zijn.
Heden is er in mijn gezin sprake van u aan tafel geweest. Mijn zeer huishoudelijke en zeer goede vrouwe zeide onder andere ‘Hoe zou ik de brieven van M T lezen, k en versta zijne boeken niet, 'k zou dus nog veel min zijne brieven verstaan. Waarop mijne tweede dochter ('k heb er drie + twee zonen = al mijn schat) antwoordde: ‘Maar Mama toch! Er zijn geen werken die gemakkelijker en aangenamer zijn om lezen als deze van M T. Sedert dat ik zijne werken lees, 'k en kan geen andere meer lezen. Dat Klaasje Zevenster dat men zoo hoog schat, heb ik reeds vier of vijf maal begonnen en 't is me onmooglijk deze lezing voort te zetten. M T. zeg meer in éene reek dan Van Lennep in drie honderd. Als men twee bladzijden van M.H. leest men heeft al genoeg om er zich geheel den dag mee bezig te houden. Uit dit gesprek volgt dat, zoo gij zoo goed zijt mij nog te schrijven, het niet noodig is dat het poste restante geschiede, want voor mijn gezin heb ik niets verholen te houden.
Brugge den 6 Juni 1870
Gisteren heb ik mijn geschrijf moeten staken om met twee mijner dochters naar de Cosmorama te gaan. Wij zijn er gebleven van 3½ ure tot 7½. onze oogen waren ten hoogsten vermoeid.
Ik bedank u duizendmaal voor de intime inlichtingen die ge mij nopens u en uw moedig gezin hebt toevertrouwd. Al deze mededeelingen zijn voor mij van 't grootste belang, want het is niet alleen aangenaam maar ook nuttig en soms noodig den persoon wier werken men vaak leest zoo goed mogelijk te kennen, wel te verstaan wanneer deze schrijver geen faiseur en is.
Zie, hoe ik u heb leeren kennen. Eerst las ik uwe ideën en daaruit besloot ik dat gij de grootste der denkers waart. Daar na las ik de minnebrieven! Ik ben fier te vernemen dat gij dit werk zoo hoog schat, want ik heb het zeer, zeer dikwijls gelezen, en heb mijn gezin met eenige bladzijden uit dit boek vergast. Ik verzeker u dat niets uit dit schoon boek koelmoedig is aanhoord geweest.
In uw eersten brief zegt gij dat de Jobhistorie schoon is, 't geen in uwe mond beteekent dat deze historie eene alledaagsche waarheid is. Nu de eenige onjuistheid die ik in de M.B. meende te ontwaren, was het standvastig geduld, en vooral de minzame, de liefelijke aamoedigingen van Tinne tot haren afwezigen echtgenoot. Deze mijne denkwijze kondet gij niet kennen en het slordig briefje (zoo noemt gij dat) 't welk ge mij toevertrouwt, om mij te doen zien in wat moeilijken toestand gij onlangs verkeerd hebt, en te laten weten dat de Havelaar in 't spaans vertaald wordt, geef mij het bewijs dat dit ook, dus alles in de M B. de bloote waarheid is ‘Kinderen wel’ ‘moed en duizendmaal geduld’ weet de edele daar bij te voegen hoe klein ook het briefje is. - U zeggen hoe zachten indruk deze tot u gestuurde woorden op mij maakten, daartoe zou ik uwe pen moeten hebben, en ook ik durf daar niet tusschen komen: 'T ware heiligschenderij.
Gij ziet dus dat er honderden, in uwe plaats, zoo als Job duizendmaal ongelukkiger zouden geweest zijn dan gij.
In 't lezen van Max Havelaar 't is me dikwijls gebeurd dat ik uwe lotgevallen, uwen hoogmoed, ja ook uwen tegenspoed benijdde. 't Spreekt van zelf dat ik daarbij uw lichaamsgestel en uwe rijke geestesbegaafdheden had moeten bezitten. Maar nu! dat ik verneem dat sedert ruim een jaar uw zoon van alle onderwijs is verstoken, en dat het met uw dochtertje ook zoo is, Neen voor zulk eenen last is mijn moed, zijn mijne schouderen te zwak. Op zoo eene voorwaarde zou ik Multatuli niet willen zijn: Vermaardheid, roem, uitschitterende begaafdheden, ja ook onsterfelijkheid, dat is al goed en zeer wel, ja ook ‘mooi’ maar eerst en vooral dat er aan mijne kinderen niets ontbreke noch naar ziel, noch naar lichaam
Ik weet niet hoe oud uw zoon is, ik hoop nogtans dat het afgeloopen jaar niet gansch voor zijn onderwijs zal verloren gegaan zijn. Hij zal zijnen tijd doorgebragt hebben met repeteren en iets verder te leeren; want de botanie chemie en anatomie zijn moeilijk om te onthouden indien men ze voor goed in 't geheugen wil prenten zij moeten dikwijls herleerd worden. Wat uw dochtertje aangaat: indien er niet te wenschen ware dat zij een deel van den dag in 't gezelschap van welopgevoede meisjes haars ouderdoms doorbragt, zij zal met te huis te blijven weinig of niets verloren hebben, aangezien zij gedurende al dien tijd de handelwijze en het gesprek harer goede moeder, zich zal ten nutte gemaakt hebben. Het briefje dat mij de verklaring geeft van al wat ik in den Havelaar en de Minnebrieven niet naar behooren opnam, voeg ik met eerbied hier bij.
(Ik hoop dat het geen ernst is dat ge mij de veertig francs zult weer zenden, maar indien gij daar volstrekt aan houdt, ik ben kontent op voorwaarde dat gij wachten zult tot dat al uwe zwarigheden Nos 1, 2 en 3 zullen verdwenen zijn en dat gij daar en boven 4 duizend gulden in kasse hebt. Ja zendt mij dan de 40 francs, dan zullen wij hier Kermis houden en de gezondheid van u en uw gelukkig gezin drinken, of liever zendt mij niets anders dan de gelukkige tijding met uw portret voor mijn album, ja daaraan zou ik meer houden.)
In de Wouter historie zegt gij: ‘Och, als alle mensen (hier in Vlaanderen zegt men mensken) die waarheid verstaan hun koetsiers behoorlijk konden kleden, dan zou 't gauw gedaan zijn met veel vooroordeelen’ en ge schrijft mij ‘Ik zou duurder wezen dan anderen, dan prinsen en bankiers indien ik toegaf in mijne aangeborene neiging om te helpen, om de tooverfee te spelen enz.
Weet dat gij tot nu, zonder het mogelijks te vermoeden, niets anders gedaan hebt dan de tooverfee te spelen, niet juist in het materiële maar wel in het spirituele. Gij ‘zaaier, zijt uitgegaan om te zaaien’ gij hebt naarstig gezaaid, en uw zaad heeft een groot aantal goede vruchten voortgebracht, en heeft zeer veel onkruid versmacht. Het speet u 't meest Lebak te moeten verlaten omdat men u belette uwen zoo noodig aangevangen arbeid voort te zetten, men belette u daar goed te doen, maar sedert gij begonnen hebt te schrijven (In Java zoudt gij dit niet kunnen doen hebben) gaat er geene uur voorbij zonder dat uwe lezers weldaden van u ontvangen. Al uwe werken krielen van waarheden, gij verlicht onophoudelijk het mensdom, gij tast alle misbruiken aan, gij roeit bij duizende vooroordeelen uit, gij strijdt voor al wat waar en recht is, en zoo handelende hebt gij reeds meer goed aan 't mensdom gedaan dan ooit de machtigste prins, de rijkste bankier zou doen kunnen. Immers: Al wie met vooroordeelen besmet is, is of ongelukkig, of misdadig, of stompzinnig: Ongelukkig, want zijn geweten is nooit gerust, zijne rede is gedurig in strijd met het hem opgelegd geloof; - Misdadig, want hij aanvaart langzamerhand het gezegde: Il est avec le ciel des accommodements, en deze accommodements groeien en groeien zoo wel, dat er in Spanje, Italie en Griekenland geene brigands zonder veel religie te vinden zijn.) - of hij wordt stompzinnig (idiot) omdat hij alle werking ontzegt aan zijnen geest, die alzoo allengskens verlamt en eindelijk stil valt. Dit laatse geval ondervindt men hier dikwijls bij zulke personen die door en door van religie gekonfijt zijn.
Ik hoop dus bewezen te hebben dat met voor 't recht en de waarheid te strijden gij meer goed doet dan de rijkste bankier zou doen kunnen. Maar een persoon kan toch niet alles doen, men moet ook iets aan anderen te doen laten. Overigens: qui trop embrasse mal étreint. - Indien gij nu reeds zoo veel goeds gedaan hebt, in weerwil van uw geldgebrek, hoe zou het zijn indien gij een' behoorlijk gekleeden koetsier hadt?!
Over vier of vijf maanden heeft een mijner collega's, de heer Sabbe leeraar van 't nederduits van 't Athenaeum van Brugge, mij gezeid, dat hij u schrijven zou om u eenige inlichtingen nopens uw leven te vragen. Hij had dit noodig zeide hij om een verslag over u en uwe werken in 't licht te geven. 'K ben te wege geweest hem uwen brief te laten lezen, maar ik weet niet of u dat bevallen zoû? 'K zal dus wachten tot dat ik uwe denkwijze dienaangaande kenne.
Hopende dat gij nu volkomen gerust van gemoed zijt, zoo verzoek ik u mijne hartelijkste groetenissen te aanvaarden
uw zeer toegenegen Vriend