1 juni 1870
Brief van Multatuli aan D.F. Tersteeg. Enkel velletje postpapier, dubbel gevouwen en geheel beschreven. (L.M. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
eene vrindin die haar bezoeken kwam: Mimi.
Mainz 1 Juni 1870
Geachte heer Tersteeg.
Ik zond u den 27 Mei in een aangeteekend pakket, kopy.
Daarna in twee briefjes eenige correctie.
't Eerste was over de post. Ik gis dat ge dat ontv. hebt.
Het tweede echter, zal u, schoon reeds voor 3 dagen verzonden, eerst later geworden.
Het was nam. ingesloten in een brief aan myne vrouw, een brief die, naar ik zoo even verneem op de tafel is gevonden door eene vrindin die haar bezoeken kwam, en niet te huis vond, en - nergens!
Uit wanhoop voor het mislukken myner pogingen - gy kent ze! - blykt of schynt zy den Haag te hebben verlaten. Ik denk, naar Italie, waar ze, les gevende in 't Engelsch, de kinderen in leven meent te kunnen houden.
Maar ik weet dit niet! Want een brief áán my, die de meid zegt, na haar vertrek op de post te hebben gedaan, heb ik niét ontvangen. Men steelt veel brieven van my in Holland.
Ik schryf nu aan die vriendin, den brief te openen, en aan U te zenden wat aan U geadresseerd is.-
Nog eens, ik heb u over myne kopy nog iets te schryven, maar ik doe dit niet, voor ik berigt heb. 't Kon zyn dat myn proza u of den heer Loman, niet beviel, en daarmee kan ik me niet inlaten. In dat geval zal ik u binnen 5, 6, dagen een wisseltje geven voor de zoo vriendelyk voorgeschoten f 40, -, en de zaak is uit.
Ik schryf wat my schikt, maar gy, op Uw standpunt dat ik niet beoordeel, kunt verpligtingen hebben aangaande ‘Nederland’ & Uw Publiek, die u beletten uwe zaak te huwen aan myn stryd met de wereld. Is dit misschien zoo? Schryf 't dan ronduit. Ik stel m'n arbeid hoog genoeg om geen lust te voelen, tot opdringen.
Voor ik U dus óf meer kopy zend - die gereed is - óf meer schryf, wacht ik berigt.
Myne vrouw zal - als altyd - haar pligt gedaan hebben. Ik gis dat eene vriendin te Padua, haar reisgeld heeft gezonden, maar ik weet niets! In doodelyke angst zie ik tyding te gemoet. Ik denk, dat ze my niet heeft willen prevenieren, om my 't moeielyke der décisie te besparen, Dat is meer gebeurd! Zes weken achtereen deed ik al t mogelyke om die ramp te voorkomen!
Met achting UEdwDien
Douwes Dekker