26 april 1870
Brief van Multatuli aan Straatman. Dubbel velletje postpapier, klein formaat, tot over het midden van blz. 4 beschreven. (L.M. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
Mainz, 26 April 1870
Zeer geachte Heer Straatman,
Het spreekt vanzelf, dat ik U by renommée ken. Dank - of wyt - hieraan myn familiairen toon, en neem me wat slordigheid in vorm niet al te kwalyk. Ik meen 't goed.
Gister was ik onwel. Ik hoest vreesselyk alle nachten, en ook m'n oogen doen me pyn. Maar noch 't een noch 't ander is gevaarlyk (zeggen ze). t Eenige is dat ik door die dingen belet word vlug te arbeiden.
Ik had namelyk gister na de bezending van Zondag, gaarne voor vyf weken kopy in eens gezonden om myne vrouw die 't in den Haag heel moeielyk heeft, f100 te bezorgen.
Hierby eene tweede bezending kopy. Mag ik vriendelyk verzoeken de vermoedelyke waarde - naar den door U in den brief van 22 opgegeven maatstaf - aan haar te doen geworden. Ze wordt bedreigd met excecutie voor belasting, slagtersrekening &c-
Nog eens moet ik me aanbevelen voor verhooging - niet van loon, o neen! - maar van 't te leveren quantum, al ware 't dan ook, dat het honorarium verhoudingsgewys iets minder werd, byv. tweemaal zooveel kopy tegen f35. of driemaal zooveel tegen f50. sweeks.
Indien myne eerste kopy nog nog niet ter perse is, stel ik voor den algemeenen titel te veranderen in reisindrukken van multatuli, en dan als ondertitel:
I. Millioenen-Studien.
Dan komen later ii, iii, &c, met andere ondertitels, en ‘Reis-indrukken’ kan de titel blyven van den eventueel uittegeven bundel.
Kryg ik één Ex. der Courant hier? En één aan myne vrouw? Als't niet onbescheiden is.
En mag ik ongefrankeerd zenden?-
Nu iets anders waarby ik de maçonnerie van 't liberalisme inroep. Of ge ook op andere wyze maçon zyt, is me onverschillig. ‘Un grand rien’ is't genoemd. Ik zeg: petit rien.
Voor maanden schreef ik ⅗ van een drama: Vorstenschool. Ik geloof dat het goed is. Het stelt (in hoofdzaak, want de intrigue en toneelhandeling acht ik minder van belang) den stryd voor, tusschen twee der vele manieren, waarop sommige hooggeplaatste personen hunne roeping begrypen-
Daar ik nu, om myne vrouw te hulp te komen, munt moet slaan, is myn verzoek aan U, of ge den boekhandelaar Schadd - immers hy is uitgever van het Noorden? - wildet voorstellen dat Drama van my te koopen, en de helft van den prys, terstond na ontvangst der iii Bedryven die af zyn, aan myne vrouw te zenden.
De tweede helft zou ik dan ontvangen bij 't leveren van Acte iv & v., dat ik my verbind vóór ult.o Mei E.K. te doen.
Om U in staat te stellen tot oordeelen of ge, wat de litt. waarde van 't stuk aangaat, in gemoede de zaak aan S. moogt recommanderen, verzoek ik heden myne vrouw een en ander uit myn H.S. te copieren, en U aantebieden. Waarschijnlijk zendt ze u 't eerste bedryf.
(De toneelactie komt later. Ze is woelig genoeg. Huët vraagde er naar, toen hy de 1e acte gelezen had, en gy zult dit ook doen. Nu, er komt beweging genoeg.)-
En de prys? Dat is drommels moeielyk. D'Ablaing (firma Meyer) berekende f40.- p.r blad, en hy heeft geloof ik goede zaken gemaakt, schoon hy dat niet flink erkent. Maar van de Ideën waren 4 oplagen (meer of min successief) gedrukt, en hy heeft de van de 4e oplage overgeblevene Exx. met kopyregt verkocht.
Ja, de prys! Ik weet het waarachtig niet. De nood der mynen maakt het my tot pligt zooveel mogelyk te bedingen.
Zoudt gy de goedheid willen hebben my ten beste te raden? Verschoon de vrypostigheid van myn verzoek. Ik moet wel. Misschien vindt ge goed, voor ge S. over de zaak spreekt, my uw oordeel te zeggen, en daarvoor houd ik me aanbevolen.
Eén ding is zeker. Als S. de helft van den voor t geheel te bedingen prys - in completen afstand van kopyregt voor alle drukken in ééns - niet terstond aan myne vrouw zendt, kan er van de zaak niets komen, want dáárom is 't my te doen.
Na zeer vriendelyke groete
t.a.v.
Douwes Dekker