20 oktober 1869
Brief van Multatuli aan J. Houwink. Twee dubbele velletjes postpapier, tot en met de voorlaatste bladzijde beschreven. (M.M.)
den Haag 20 October 1869
Waarde Houwink, Na een paar dagen te hebben loopen peinzen, neem ik nog eens de pen op om U over de zaak te schryven die ik reeds in den brief van voorgister behandelde.
Ik weet niet of ge dat stuk in den N. Rotterdammer hebt gelezen (voorloopig antwoord op myn uitval tegen de Maatsch. tot Nut van den Javaan.)
Dat stuk vereischt een bondige repliek.
Een tweede zaak die op my wacht is die van den tot tuchthuisstraf veroordeelden de Vletter. Die man is braaf, ja zelfs edel, en zit als een gemeene boef in de gevangenis. Van alle kanten word ik aangemaand my met dien justitie-gruwel te bemoeien. Hy zelf rekent op my en zegt (ik heb hem gister bezocht) geen andere hoop te hebben dan dat ik de natie omtrent hem en zyne zaak inlicht, en op regt aandring. Ik wil niets liever dan dit. Myn hart, myn regtvaardigheidsgevoel dringt my er toe - maar ik zit zóó in bittere beslommering dat al myn geestkracht wordt bedorven door platte dagelyksche zorgen.
En wat is nu eigenlyk de zaak! Heb ik behoefte aan hulp in gewonen zin? Neen! Ik zelf kan my helpen en ruim, indien ik slechts geholpen wordt voor eigen rekening te werken, dat is: myne Ideën voorttezetten, waarin ik alles behandelen wil wat me op 't hart ligt.
De hiertoe noodige assistentie nu eens beschouwd als koopman als industrieel, is 't toch bitter jammer, dat ik dááraan niet zoude kunnen geholpen worden.
Ik verneem van den boekhandelaar Kraft (ik noem expres den naam) dat de uitgever te Amsterdam de nog in commissie zynde exemplaren myner Ideën heeft teruggevraagd. Dat bewyst dat ze op 't laatst loopen. Welnu daarvan waren 2200 (vierdubbele oplage) gedrukt! Vraag nu eens aan onzen Bokma welke winst dat oplevert als ik in staat gesteld word dit voor eigen rekening te doen!
Ik zou noodig hebben drie maanden crediet by drukker en papierkooper (tenzy ik laat abonneren met vooruitbetaling, maar dat maakt altyd een slecht effect.) Ik zoude maar voorloopig een dubbele oplaag laten drukken, dat is 1100 Exemplaren, en dan twee vellen 'sweeks leveren. Dit doende, kan ik binnen weinig tyds het voorschot dat ik nu vraag, en 't vorige, afdoen.
Ook zonder crediet echter by drukker en papierkoop er zou ik dan in godsnaam met vooruitbetaald abonnement beginnen, indien ik maar ontheven was van de knellende zorgen die my nu drukken. In plaats van aan myn arbeid te denken, moet ik me bekommeren over slagter, bakker, huishuur, belasting en zulke dingen. Dat is afmattend en vooral bitter als men zoo vol is van gemoed. t Is om te bersten. De menschen die my, zoo als nu dat lid van de Javaannut Maatsch, in den Rotterdammer aanvallen weten niet welken bondgenoot ze hebben in dat afmattende tobben dat my werkeloos maakt.-
Ik reken f1500 noodig te hebben om de zaak flink op touw te zetten, en ben zeker dat ik die in 1½ jaar kan afbetalen. Met f1000. zou ik 't ook beproeven, maar dan moet ik erg uitrekenen. Er is vooral één post die me bindt, het is een schuld aan een uitgever (van Helden) die my belet voor eigen rekening uittegeven vóór ik hem voldoe. En als ik by hem uitgeef, ontvang ik geen 1/10 van de opbrengst en blyf altyd dóór tobben.
Beste Houwink, denk er eens goed over!
Ik wil twee vellen 'sweeks leveren. Ik heb ze gedeeltelyk in myn hoofd, gedeeltelyk op schrift, voor jaren gereed!
Hartelyk met uwe lieve vrouw gegroet, ook van de myne. Zy en de kinderen zyn gezond.
Voor Eduard's studien heb ik nog geen cent kunnen besteden. Ik ben nog niet in de gelegenheid geweest hem 't museum te Leiden te laten zien, noch de tentoonstelling van volksvlyt, dat toch zoo nuttig voor hem zou geweest zyn.
Myne vrouw, jufvrouw Schepel en ik geven hem en Nonni nu onderwys in huis. Maar hy heeft behoefte aan andere studien! t Is toch jammer.
En dan te weten dat ik ruimschoots in alles voorzien kon, als ik goed aan den gang komen kon.
Och, denk er toch eens goed over. 't Is zoo jammer dat ik zoo belemmerd ben.
Nog eens gegroet van
Uw liefhebbenden
Douwes Dekker
Ik schryf nu aan dien Mr van Lier in de N. Rotterdammer, dat ik nu niet kan antwoorden maar 't later zal doen, in m'n Ideën.
De man zal denken dat ik hem niet weet te antwoorden. Heeft onze beste Bokma U die Courant getoond?
Myn voorloopig antwoordje zend ik heden avend. Ik denk dat het in 't nummer van vrydag zal komen.-
Dat ik niet frankeer, is niet omdat ik geen dubbeltje heb maar 't is zeer laat in den nacht, en ik vind geen zegeltje.
Groet de jongens.