17 oktober 1869
Brief van Multatuli aan J. Houwink. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 3 beschreven. (M.M.)
den Haag 17 October 1869
Waarde Houwink, Ik heb 't zeer moeielyk. Is er nog mogelykheid dat ik uit Friesland geholpen word, of liever door U zelf, want als ge by anderen moet gaan, is 't al mis.
Sedert maanden ga ik gebukt onder al te zware zorgen die my verbitteren, en beletten te werken. Indien ik in staat worde gesteld tot onbelemmerd gebruik van myn hoofd, kan ik ruimschoots myzelf helpen. Ik wil dan myne ideen voortzetten en wel voor eigen rekening. Daartoe is crediet noodig by drukker & papierkooper. Maar voor alles moet ik wat bevryd zyn van dagelyksche zorg.
Hoe gaat het U en de Uwen? en vooral uwe beste vrouw? Eduard noemt, als hy zeer goed in z'n humeur is, zyne moeder: Pietje, dat beduidt eene groote vriendelykheid.
Adieu, lang schryven zal ik maar niet, want dan word ik te verdrietig van toon. Denk eens goed na. of ge my niet aan 't werk kunt helpen. Het is niet weg; ik zou 't wel driemaal kunnen teruggeven, als ik maar rustig kan doorwerken.
Hartelyk gegroet van
Uw liefhebbende
Douwes Dekker
Als ik myn Ideen voor eigen rekening uitgeef, zie ik kans f 300 'smaands te verdienen. Is 't nu niet hard dat ik daaraan niet geholpen word?