12 maart 1869
Brief van Multatuli aan J. Houwink. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van de tweede bladzijde beschreven. (M.M.)
den Haag, 12 Maart 1869
Waarde Houwink, Reeds nu schryf ik U (om Maandag een telegram uittewinnen) dat Eduard volgens afspraak op dien dag met de Lemster boot van Amsterdam zal vertrekken, en daarna met de binnen boot van de Lemmer naar Sneek. Gy ziet dat wy dus van Uwe vriendelyke gastvryheid gebruik maken.
Vergeet s.v.p. niet dat hy een kind is, in den waren zin van 't woord, en dat hy volstrekt niet beleedigd zal zyn, als Geert en Martinus hem een knikkerparty voorstellen. Hy heeft my beloofd geen borreltjes te zullen drinken, en niet te rooken. Ik beken dat hy er de lengte toe heeft, maar dat is niet genoeg. Het bederft het denkvermogen.
En dan wilde ik U vragen of we hem a.s. Saterdag weer thuis krygen. Hem langer daar te laten, zou misbruik zyn Uwer vriendelykheid en ons tevens hard vallen, daar hy een vrolyke gezellige jongen is.
Dag beste lieve Nicht, weest hartelyk gegroet.
Uw vriend
DD
Laat Eduard maandag avend telegraferen dat hy aangekomen is, en zeg hem s.v.p. niet dat ik U schryf over borreltjes en rooken. Ik bedoel niet hem te laten contrôleren. Ik denk wel dat i zyn woord zal houden.
Adieu!
Dat Fennema verleden Zondag niet kwam wyl hy 't huis niet vinden kon. Men had hem in den war gebragt met straat en No. Nu weet hy het, en ik denk wel dat hy vandaag of morgen komen zal. 't Scheen me een flinke jongen toe.-