9 maart 1868
Brief van J.J. Rochussen aan J.Ph.J.A. graaf van Zuylen van Nijevelt.
Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
Amice! De onderhandeling met D. Dekker loopt niet zoo als ik gehoopt had. Hij is wel bijzonder geniaal en knap, maar ook zeer excentriek en verwaand. Hij denkt dat van hem of van zijne pen alles afhangt.
Nu wil hij niet schrijven anders dan op zijn naam en hij wil zijn naam niet geven voor dat de regering zich zijner heeft aangetrokken en hij zich aan haar kan hechten.
Ik heb hem na ons gesprek van gisteren de zaak in bedenking gegeven en heden avond ontvang ik bijgaanden brief. Lees en overweeg dien; wilt ge er nog met mij over spreken, ik ben morgen tot Uw dienst; maar ten 1 uur heb ik Sectie. Wilt ge hem zien en spreken dan zal ik hem bij U brengen.
Jammer dat het zóó loopt. Uw denkbeeld was goed; maar al mijn spreken kon niet baten - Zoo ge hem niet kunt voldoen dan is het zaak dat hij spoedig van hier vertrekt.
In haast
tt
Rochussen
Maandag avond
Ik voeg hier zijne laatste brochure & wel tegen die van Bosscha bij - daaruit kan men den man beoordeelen.