Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
14 oktober 1867
van
R.J.A. Kallenberg van den Bosch (bio)
aan
E.J. Potgieter (bio)
Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)
14 oktober 1867
Brief van R.J.A. Kallenberg van den Bosch aan E.J. Potgieter.
Dubbel velletje papier, tot het midden van blz. 4 beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Laanzigt, 14 October 1867.
WelEdelgestrenge Heer!
Ik ben U zeer dankbaar voor de genomen moeite om mij weder op de hoogte te brengen, wat de toestand van mevrouw Dekkers en hare kinderen aangaat, en tevens verheugd het mij uit Uw brief te vernemen dat uwe gezondheid na ernstige ziekte begint te herstellen. - Hartelijk wensch ik UEg. toe dat dit begin van herstelling geregelden voortgang moge hebben, hoewel dit gure, nattige weder voor reconvalescenten niet bijzonder gunstig is.-
Uw brief was mij des te aangenamer daar ik zints geruimen tijd niets van Mev: of Dekkers zelf heb vernomen. - Sints ik U mijn brief aan hem toezond, die brief de vermoedelijke oorzaak van zijn voortdurend zwijgen, heb ik geen letter van hem ontvangen, en zal dan ook volgaarne voortaan die correspondentie als geheel afgebroken beschouwen. - Uit de grond van mijn hart wensch ik hem echter toe dat zijn talent hem uit den poel van moeijelijkheden verheffe, waarin zijn ongeluk en zijn onpraktischen zin hem gestort hebben, maar ik durf mij met geen gunstigen uitslag vleijen. - De voorlezingen die hij vroeger op verschillende plaatsen gehouden heeft, hebben niet, meen ik aan zijne verwachtingen beantwoord, en hem finantieel luttel weinig geholpen. - Moge het hem met zijn onderhanden drama beter gelukken, maar tot het over laten komen van vrouw en kinderen zal hij heel wat noodig hebben, en dan nog hoe verder zorgen voor de opvoeding van zijn zoontje en dochtertje? Ik heb diep medelijden met de toestand van de arme vrouw, die zich misschien nog illusies schept, zooals dit zoo menigmaal het geval is, in haar toestand, en ik wilde zoo gaarne nog iets bijbrengen tot leniging van haar lijden, maar ronduit wil ik U bekennen dat ik mij op dit oogenblik door verschillende omstandigheden, onderanderen eene vrij lange tentoonstellingsreis, wat à court d'argent bevindt. - Ik appreçieer dus te meer uwe kieschheid, door mij te verzekeren dat het bijeengebragte fonds U nog steeds in staat steld aan hare behoeften te voldoen. - Ik hoop mij echter niet te vergissen en mij niet teleurgesteld te zien, wanneer ik U nu de belofte doe, van tegen het voorjaar, of over eenige maanden, zoo spoedig ik maar eenigzints kan, U nogmaals eene kleine bijdrage voor de arme vrouw te kunnen toezenden. - Uw lieve brief geeft mij de overtuiging dat deze woorden door U zullen opgevat worden, in den zin waarin zij geschreven zijn. - Zoodra ik dus eenigermate kan, help ik U uw fonds stijven.-
Nogmaals dus bedank ik U voor uw brief, wensch U van harte volledige beterschap toe, en noeme mij met opregte hoogachting
UEg: zeer Dienstw. Dienaar
R.J.A. Kallenberg van den Bosch