26 augustus 1867
Brief van Multatuli aan G.W. Vreede. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 2 beschreven. (Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
pag. 395 seqq.: zie V.W. III, blz. 365-373.
Hooggeleerden Heer G. Vreede
hoogleeraar te Utrecht.
Keulen 26 Augustus 1867
Hooggeleerde Heer,
‘Niet muisstil tegenover de windmakery van den vreemdeling!’ Met dien tekst Uwer verhandeling op het congres, hebt ge myn hart gestolen, en het misverstand van den vorigen avend treedt daarby op den achtergrond.
Doch - een misverstand was het! Gy kent my niet. Niet buitenslands tast ik de ellendelingen aan, die Nederland bederven. Dat doe ik in het Land, in de hoofdstad, in het paleis des Konings, zooals Gy, des verkiezende, lezen kunt op pag. 395 seqq. Bundel ii myner Ideën. Geef U, verzoek ik, de moeite, het vlugschrift te lezen, dat ik U hierby aanbied, en doe - wat Vaderlandsliefde aangaat - eene keuze tusschen my en mooipraters.
Ik heb de eer te zyn
UHooggel.DW.Dienaar
Douwes Dekker
Daar ik U om uwe cordaatheid, om uw niet-meegaan met het stroompje van den dag, hoogacht, wenschte ik by U bekend te zyn. Indien ik al myn geschryf bezat, zoude ik zoo vry zyn het U aantebieden, en dat Gy alles koopen zoudt mag ik niet verwachten - het is duur, te duur!
Maar is het teveel gevergd dat Gy U de ‘Bloemlezing’ aanschaft? Dat is slechts een klein boekje, en geeft, meen ik, een monsterkaartje van de zaken die ik behandeld heb. Hadt Ge die Bloemlezing in handen gehad, ge zoudt u in Crombrugghe niet zoo vergist hebben.