*23 februari 1867
Brief van Multatuli aan J. de Geyter. Afschrift van onbekende hand. (M.M.)
De brief van De Geyter, waarop de onderstaande het antwoord vormt, is niet teruggevonden.
in Amsterdam: nl. Multatuli's lezingen voor de Dageraad.
Keulen, Zaturdag morgend
Waarde Heer de Geyter, Het doet my innig leed dat Ge om mynentwil stryd hebt moeten voeren.
Ik antwoord zoo spoedig mogelyk op uwen brief van eergister avend, dien ik eerst heden morgend vroeg ontving. Ja, ik zal komen, en in de Cercle spreken. Gy begrypt wel dat ik uw woord zal inlossen. Dàt is dan thans ook de hoofdoorzaak die my tot aannemen dringt, want ik ben schuw, en zou in elk ander geval my niet gaarne vertoonen, waar ik niet verzekerd was dat men my even gaarne ontving. Dit geldt ook de tweede lezing. Waarlyk, niet ik zal daarop aandringen of aanspraak maken. Al ware dat afgesproken, en notarieel gecontracteerd, by den minsten onwil of zelfs by onverschilligheid zou men terstond van my ontslagen zyn. Of ik goed spreek, indien ik rekenen kan op een welwillend gehoor, laat ik daar. Doch zeker spreek ik slecht, Zoodra ik twyfel of myn spreken welkom is. Een beroeps-redenaar ben ik niet, en zonder hart ben ik niets waard. Lieve hemel op vergoeding van hôtel-kosten heb ik niet gerekend. My dunkt dat frs 200 énorm veel is. Toch deed ik 't liever niet, wanneer ik niet moest. Och, in Amsterdam sprak ik den vorigen winter in een kring van onbemiddelde menschen, natuurlyk gratis, en dat deed ik zoo gaarne!
Schikt het u my voor Donderdag wat geld te zenden - al ware het dan slechts fr. 20.- want ik heb geen reisgeld, doe het dan. Ik bezit niets. Ook daarom belast ik u, heel ongaarne, weder met briefport. Vergeef het my. Ik zeg de waarheid als ik beweer veel gedragen te hebben - en te dragen! Doch komen zal ik, al ware 't te voet.
Daar gy de goedheid hebben wilt my te komen afhalen behoor ik U het uur myner komst te melden, en myn gêne belet my dat vast te stellen. Ik weet namelyk niet of ik met de spoor zal kunnen gaan. Behalve myn verzoek aan U, schryf ik heden aan myn uitgever. Als ik reisgeld heb, kom ik met den trein die 's morgens 7.5 van hier gaat. Indien ik geen reisgeld heb vóór of op Woensdag, zal ik zorgen dat ik er kom op andere wyze; doch dan is er niets ‘af te halen’, en in dat geval zal ik u myn aankomst berigten.-
O, 't is niet aangenaam zoo zyn toestand bloot te leggen! Maar ik deed het aan U reeds vroeger, en 't kost me minder dan gewoonlyk. Bovendien: het moet! Dat is alles gezegd. En men spreekt van soldaten-courage!
Ik ben u zeer dankbaar voor uwe welwillendheid, en voor de moeite en den last, die ge u om my hebt willen getroosten. Deze brief vertrekt met den trein van 1½ Ik hoop dat hy vroeg genoeg komt om de voorbereidende maatregelen mogelyk te maken.
Wees zeer hartelyk gegroet van uw liefhebbenden
D.D.