31 oktober 1866
Brief van firma Bruining & Wijt aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Dubbel vel postpapier, tot het midden van blz. 2 beschreven. (M.M.)
Batavia 31 October 1866
WelEdele Heer!
De nu ten volle beeindigde onaangenaamheden en de uittreding als deelgenoot van den heer A.R.S. Bruining uit onze zaken maken het mogelijk UEd bij deze te kunnen mededeelen dat wij ten spoedigste UEd afrekening zullen zenden van het tot op heden verkochte uit ons dépôt met begeleiding der remisen. De weinige navraag en de daaruit voortspruitende kleine remisen zullen UEd doen zien dat de markt van Multatuli's werken overvoerd is en ieder voorzien, in weerwil wij geregeld door advertenties de aandacht er op blijven vestigen. Het zoude zeker goed zijn UEd eenige exemplaren van zijn eerste werk in dépôt zond.
Wat de Assignatie betreft groot f 137.- op de heeren Dorrepaal & Samarang voor inteekening op het Handels en Effectenblad van Ja-nuarij 1862-1863, waarover wij UEd door de soesa niet geschreven hebben, kunnen wij UEd mededeelen dat wij die hier niet geincasseerd hebben daar genoemde heeren ons den 14 april schreven ‘de beweerde pretentie moet ingediend worden ten kantore van de heeren Gebr. Hartzen te Amsterdam die dit abonnement steeds voor ons betaalden’ ‘dus kunnen nagaan tot welken tijd de aanzuivering heeft plaats gehad.’ Zij hadden die heeren hierover geschreven en hen verzocht die gelden, als zij die verschuldigd waren uit te betalen. UEd kunt dus die gelden gerustelijk accepteren en daarvoor quitantie verleenen.
Met de meeste hoogachting teekenen wij
UwDWDienaren
Bruining Wijt
nadere informatie
Brief van firma Bruining & Wijt