Begin september 1864
Brief van J. van Vloten aan Multatuli. Enkel velletje postpapier, dubbelgevouwen, en tot bovenaan blz. 2 beschreven. (M.M.)
Waarde Vriend!
't Was mij aangenaam eens weder iets van u te vernemen, en vooral gij nu goed aan 't werk waart; hoe jammer, dat uw oogen u daarin nu zoo leelijk moeten storen; ik hoop dat het spoedig wat beter mag zijn. Tot mijn leedwezen kan ik u niet aanmoedigen, hier thans eene lezing te komen houden; geldelijk althans zou dat niets opleveren, en wellicht zelfs de reiskosten niet goedmaken. 't Speet mij zeer, u voor een paar maanden zoo te hebben misgeloopen; gij zult van Meijer gehoord hebben, ik ook bij hem nog naar u gevraagd heb; maar gij waart reeds weder weg. Daar ik niet weet, of gij nog altoos in 't Bijbelhof verblijf houdt, zend ik dezen maar bij hem ingesloten.
Na groete, ook van mijne vrouw
Steeds T.T.
Van Vloten.