6 juli 1864
Brief van R.C. d'Ablaingvan Giessenburg aan H. Hardenberg. (Kopieboek 3, blz. 5. M.M.)
6 Julij
Den Heer H. Hardenberg
ZED.
WEd. Heer
Met referte tot onze afspraak heb ik de eer U het van u ontvangen wisselzegeltje in blanco terug te zenden.
Ik heb u reeds de verzekering gegeven en geef u bij dezen nog eens de verzekering dat ik zorgen zal dat u de betaling geworde van hetgeen de Heer E.D. Dekker u verschuldigd is. Er is echter niet over tijdsbepaling tusschen ons gesproken, en ook kan daarover tusschen ons geen spraak zijn. De Heer D. immers is ambtenaar noch rentenier; hadde hij vaste revenuen, dan zoude hij zelf de zaak met u hebben kunnen beeindigen door u eene aanwijzing te geven op zekeren termijn betaalbaar, en dan was de morele garantie, die u mij gevraagd hebt, overbodig.
Tot uwe geruststelling diene, dat ik alle reden heb te veronderstellen de zaak spoedig met u te terminéren: hetzij door oogenblikkelijke voldoening, of in alle gevallen door eene feitelijke borgstelling van mijne zijde met vaststelling van eenen termijn van aansprakelijkheid. Ik heb de eer mij na beleefde groete te noemen UEDw. Dr.
R.C. d'Ablaing van Giessenburg firma R.C. Meijer