23 mei 1864
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Enkel velletje postpapier, tot onderaan blz. 2 beschreven. (M.M.)
van rijns-histories: geschiedenissen zoals van Mevrouw Pruimers-Van Dedem en Ds. van Rijn.
Waarde d'Ablaing! Oef! Ik ben in besprek over een zaal - en lezen zal ik in Zwol, dat spreekt, maar nu reeds ben ik misselyk. Als van Ancum of Luttenberg hier waren zou alles misschien makkelyker gaan. Maar van Ancum woont te Zwartsluis (naby Zwol maar toch niet hier) en Luttenberg is op reis.
Ten Cate zal de huur van een zaal &c. voor my beredderen. Altans hy heeft het op zich genomen. Maar ik kan niet zeggen: con animo. Ik heb expres hier twee dagen getoefd zonder iets te doen om 't terrein te verkennen, en myn indruk is ongunstig, èn omtrent Mevr. P. - èn omtrent my èn omtrent de lezing. Enfin het moet. Ik hoop en denk binnen twee dagen maar ik heb gehaspel van belang. Ik schryf je alleen datje niet denkt dat ik al gelezen heb en naar 't geld uitziet dat je noodig hebt.
Hartelyk gegroet
tav.
Douwes Dekker
Apropos, in een van huis ontvangen brief staat niets van de later gezondene f 20. hebt gy daar berigt van? dan is 't goed.
Myn adres is ‘hotel de Zeven Provincien.’
Als ik gedwongen was tot snel oordeelen zou ik na wat ik hier heb gezien, gehoord & opgemerkt zeggen dat het hier een gemeen nest is. Maar nu ik niet behoef snel te oordeelen, zeg ik: het komt me zoo voor.
Hier schynt te wezen:
En - over 't geheel merk ik iets brutaals op. Ik zeg dat het de vraag is of ze my zullen laten uitspreken by de lezing. Enfin!
Ik maak zooveel mogelyk spoed, en zal bly wezen als ik dat nest achter den rug heb.
Als de lezing niet genoeg opbrengt dan is 't mogelyk dat ik naar andere plaatsen ga. Erger dan hier kan 't my nergens repugneren.