Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
31 maart 1864
van
N. Braunius Oeberius (bio)
aan
R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
31 maart 1864
Brief van N. Braunius Oeberius aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 4 beschreven. (M.M.) Onderaan het tweede blad is een smalle strook weggesneden, waarschijnlijk zonder tekstverlies.
WEdHeer!
Ik neem de vrijheid UEd nog eens te schrijven, over den Heer Dekker, van wien ik in de laatsten tijd niets, langs officieele weg heb vernomen. ZEd schrijft mij niet meer, en schijnt ook niet meer te schrijven voor ‘Publiek. - In Oct. 11. las ik uwe aankondiging van een’ brief aan Mevr: Pruimers door Multatulie. - Evenmin als het vervolg op zijn Idëen, is die brief verschenen, althans voor zoo verre mij bekend is. - De geruchten die tot mij zijn gekomen, in betrekking tot den Hr Dekker, zijn alles behalve gunstig en spreken van toenemende ellende. - Is daar iets van aan? Kunt ge me niets bepaalds melden over de man die ge in een vroeger schrijven aan mij ‘onze Vriend hebt genoemd?-Ge kunt het mij niet euvel duiden Mijn-Heer van Giessenberg, als ik UE op dien grond, tot eenig mededeelen over Dekker uitnodig. t Is maar, dat ik oprecht belang stel in den man die ik beschouw als den martelaar van zijne beginzelen en zijne eer. 't schijnt dat Dekker in A. doorgaat voor iemand, die niet veel zedelijkheid meer bezit - Nu dàt verwonderd me niet; die opinie v Amsterdammers wel te verstaan - Maar dat hij daar zoo algemeen, naar 't schijnt, ongunstig aan geschreven staat verwonderd me toch. -
Ter gelegener tijd zal UE: mij wel eens antwoorden hoop ik.
Geloof me intusschen UEd. de dienaar & vriend
N. Braunius Oeberius
Bolsward 31 Maart 64