Midden juli 1862
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Enkel velletje papier, tot halverwege de keerzijde beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie MM.)
K: Kröber, de drukker.
Waarde M.
Goed. Ik begrijp ook dat je die proef van morgen dadelijk gezonden had.
Maar wat beduidt dan bijgaand briefje met 2 vragen:
Nota 1o dat ik niet geloof dat ze die noodig hebben. Ik beweer dat ze reeds gister morgen kopij in overvloed hadden.
& 2o Al hadden ze't noodig dan hadden ze't gister kunnen weten en krijgen. Want reeds gister verwachtte ik al dat de 1e proef van 19 af zou zijn. -
De heele zaak komt hierop neer dat K: ons voor gek houdt. De vragen op bijgaand blaadje zijn gezocht om 't air te hebben of i op ons wacht, dat niet waar is.
Ik heb naar gissing juist 4 pag. kopij gegeven, en let nu eens op of er niet blijken zal dat ze 't niet noodig hadden. Maar zeg daar nu nog niets van anders zetten ze heel gedrongen om schijnbaar gelijk te hebben.