Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

13 december 1862

van

Charlotte de Graaff (bio)

aan

R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

Waarschijnlijk 13 december 1862

Brief van Charlotte de Graaff aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Dubbel en enkel velletje postpapier, waarvan vijf bladzijden beschreven, en éen geadresseerd: De WelEd: Heer Den Heer Meijer ZEd. (M.M.)

maandagavend

WelEd: Heer!

Vergun mij nog eens terug te komen op ons gesprek van heden morgen: - ik heb u des wegens iets te zeggen als ik mag.

Allereerst waarde Heer, heb dank voor uw geduld, voor uwe neerbuigende goedheid die u zooveel tijd, woorden, en uitleggingen mij ten beste deed geven, voor uw lief geschenk, mij zoo welmeenens aangeboden en dat mij én als geestesvrucht van 'n man die veel nadacht, en leed terwille van dat nadenken, én als aandenken van onze kennismaking lief zal blijven.

Doch dit alles, hoe hoog het ook bij mij staat aangeschreven wens ik ditmaal meer voorbijtegaan, en meer hoofdzakelijk terug te komen op uw gesprek zelf, en de belangen van Dekker die tevens uwe belangen zijn.

Met hoge belangstelling hoorde ik u spreken dezen morgen, en de waarachtige vriendschap voor Dekker deed mij goed, de belangrijkheid van uw eigen leven en werken uw pogen en trachten, trokken mij zeer aan; voor veel in uwe beschouwingen voelde ik sympathie, doch niet vlug zijnde van conceptie en ongewoon bij eene eerste indruk te oordeelen heb ik niet alles durven beantwoorden wat UEd zoo goed waart mij voorteleggen en met mij te bespreken, ik wilde eerst zelve n's nadenken over een en ander en beproeven m'n indrukken tot opiniën te verwerken; het resultaat nu, van dat nadenken ben ik zoo vrij U in deze regelen bescheidelijk medetedeelen, het verdriete u niet!

Twee dingen in uw spreken toucheerden mij boven al 't andere, - uwe opregte vriendschap voor Dekker die u zeggen deed ‘hij mag op me schelden zooveel i wil ik zal 'r niet boos om worden en niet nalaten t' h'm telkens te herhalen’ regt zoo mijn waarde Heer, dát is vriendschap, dáárin reik ik u welmenend de zusterhand, o ik zou m'n leven, Dekker's belangstelling in mij, alles veil hebben voor zijn welzijn! En ten tweede, uw gezegde dat gij kans zien zoudt 't nodige kapitaal bijeen te brengen indien gij op reis kondet gaan en zelf spreken en onderhandelen met uwe relatien in en buiten ons land: gij hebt volkomen gelijk te beweren dat Dekker zich zelven helpen moet door middel van zijn werk, dat zal hij, ik verzeker het u, indien i rustig werken kan, de mogelijkheid van dat rustige werken is dus in uwe hand, hangt af van de mogelijkheid uwer drie of vier wekige absentie uit uwe zaken hier! Ik begrijp dat 't moeilijk is, doch wat moeilijk is, is daarom nog niet onmogelijk, in uw eigen belang dunkt me is die reize nodig. Dekker's werken zullen zeker een groot deel van uwe zaken uitmaken en die zaken goed te regelen moet - t' kan niet anders - uwe zaken in t' gehéél en dus ook hier vooruitzetten en de schade die uw afzijn zal teweegbrengen aan uwe zaken hier, moet gedekt worden door t' voordeel die uwe reize in haar gevolgen moet opleveren. Gij ziet kans door de tegenwoordigheid van uw persoon die benodigde som bijeen te brengen welnu dan moet dat ook kunnen, goeden wil is almagtig! we mógen niet rusten voor dat Dek: efficace geholpen is maar mij dunkt t' is hier niet alleen Dekker's zaak die zal gediend worden maar evenzeer de uwe als Dekker zich 'n andere (vermogende) zoekt met en in weerwil van al z'n liefde voor u zou dit toch zeker zeer schadelijk zijn aan uwe zaken, daarentegen, als hij n' jaar lang werken kan, rustig en kalm zou dit ook uwe zaken n' eind ver kunnen brengen!

Dit mijn waarde Heer was het, wat me op t' hart lag en dat ik zoo vrij ben er af te werpen en voor uwe oogen te brengen met deze uiteenzetting, was ik onbescheiden, vergeef het mij om Dekker's wil wiens zaak en persoon we immers beide zoo lief hebben, dwaal ik in me opvatting zoo breng me teregt en ik zal u danken maar heb ik gelijk doe mij, uzelf, en Dekker dan regt, ik duldt niet dat men u met rede van laauwheid beschuldigt ik wil u voor Dekker bewaren en Dekker voor u, ook uwe zaak zou ik gaarne zien voor uit gaan, en ze zou r zeker bij lijden als Dekker van u wegging! -

Ik verzoek vriendelijk en dringent dat gij ernstig nadenkt over wat ik zoo vrij ben u te schrijven, zoo gij mij eenig antwoord waardig keurt, mijn adres is nog eenige dagen Leliegracht bij den Heer Laan instituteur. Ik beveel mij zeer in u uw vriendschap aan maar bovenal beveel ik u de zaak van Dekker met nadruk aan. Gij alleen kunt hem helpen met zijne eigene kracht gij dan ook moet dat.

Ik verzoek mijne vriendelijke groeten aan Mevr: uwe echtgenote

Chr: de Graaff.