Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

4 september 1862

van

R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)

aan

G. Brouwer

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

4 september 1862

Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan G. Brouwer, boekhandelaar te Deventer, betreffende Multatuli. (Kopieboek I, blz. 606; M.M.) De aanhef handelende over handelszaken, is weggelaten.

Blad 24-26 van de Ideen zijn nog niet uit. 25 en 26 moeten nog geschreven worden.

Dekker weet vaak den eenen dag niet hoe hij den anderen aan den kost zal komen.

Van tijd tot tijd zendt men hem wel eens wat onder couvert, andere schieten hem wel eens wat voor op de waarschijnlijke voordeden die zijne uitgaven in den loop van dit jaar hem aan-staanden jaar zullen opleveren, - voilà. tout. - Had ik nog het geld dat ik reeds opgeofferd heb, aan hetgeen ik beschouw te moeten voorstaan, wees dan verzekerd dat hij geen zorg meer behoefde te hebben, maar ik heb moeite genoeg, in weerwil van den haat en dus de passive tegenwerking der maatschappij, een ongerept crediet te bewaren voor mijn assortimentshandel, en bijgevolg is het mij totaal onmogelijk mijn vriend Dekker honorarium te betalen, voor de koopers der werken mij het geld daartoe gefourneerd hebben.

Dekker heeft aan van Lennep den Max Havelaar niet verkocht. Ik stoor mij niet aan praatjes, aan vonnissen van regtbank of wat ook, wanneer mijn rede mij de overtuiging heeft gegeven dat iets waar is en mij geen bewijzen worden bijgebragt, die mij het onjuiste mijner oordeelvelling aantoonen.

Ik steun mijn uitspraak op de briefwisseling gevoerd tusschen D. en vL., die ik geheel gelezen heb, en op de kennis van het karakter en de omstandigheden van Dekker, die aan de eene, en de politieke verhoudingen, die aan de andere zijde een sterken invloed op de handelingen der betrokkene personen uitgeoefend hebben.

De kwestie is voor de regtbank gebragt op een juridisch terrein. Er is gesproken over den aard van het mandaat, en over de wijze waarop daaraan uitvoering gegeven is. De kwestie is echter eene zuivere morele: de vraag had moeten zijn: ‘hoe is het stuk in de wereld gekomen,’ of, met andere woorden ‘wat beduidde het stuk voor vL. toen of misschien, zooals hij het vroeg, en voor D. toen hij het gaf.’ vL. onderhandelde met de Ruijter over de uitgave van den M.H. en vroeg, om het contract te kunnen sluiten, pro forma van zijn vriend D. (die hij zelf opgezocht had) eene verklaring van afstand, die de onargdenkende kinderlijk naïve, heethoofdige vriend D. hem oogenblikkelijk opzond.

Dit stuk was pro forma, want het verklaarde een logen, blijkens de woorden van vL, in zijn schrijven aan D. ‘Ik kan niet langer volhouden U maandelijks f 200.- te fournéren, ge weet dat mijne eigene omstandigheden niet ruim zijn.’(ik heb den brief niet voor mij, dus het kan zijn dat ik niet de juiste woorden weergeef.) Deze brief is van eene dagteekening een paar maanden later dan het afstandsdocument. Dit loog dus door te verklaren dat de M.H. verkocht was aan vL. - in de brieven is slechts spraak van een vriendschappelijk voorschot, van eene leening - en dat D. tevreden was over de som, die hij er voor had ontvangen, - nog tweemaal na den datum van dit stuk, zond vL. zijn maandelijksch voorschot van f 200.- dat strekken moest D. in de gelegenheid te stellen tot kalmere stemming te geraken, ten einde beter nieuwe letterkundige produkten voort te brengen, en den aangevangen strijd met kracht en waardigheid vol te houden. De tijd ontbreekt mij U meerdere gronden voor mijne overtuiging aan te voeren; misschien behandelt D. zelfde zaak nog eens in druk; mogt hij er over heen sterven en ik hem overleven, dan doe ik het.

T.T.

R.C. d'Ablaing vG.

Maison Meijer