Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
27 november 1861
van
R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
27 november 1861
Brief van R.C. d'Abiding van Giessenburg aan Multatuli. Twee fragmenten. (Kopieboek I, blz. 384; M.M.)
Waarde Dekker,
Ik hadde u reeds sedert lang geschreven als de blijken van sympathie slechts eenigermate, ik kan niet zeggen volgens verwachting - ik zelf heb te veel gelegenheid gehad het Nederlandsche publiek te leeren kennen, om er iets goeds van te verwachten, - maar volgens wensch waren ingekomen.
Ook meld ik U thans reeds het resultaat dat de demarche van de Heer G. Broens tot heden gehad heeft, alleen omdat ge er mij uitdrukkelijk naar vraagt.
Voor zoo ver ik weet is door de redactie van het Handels- en Effectenblad ontvangen: ééne bijdrage van f 25.-
Ik heb ontvangen
Dit laatste briefje was in zulk eenen toon geschreven, dat ik mij genoopt voelde er even warm en ruiterlijk op te antwoorden.
Ik voor mij houd het er voor dat op de brochure van Hagiosimandre dient geantwoord te worden, doch ik ben het nog niet met mijzelf eens wie het moet doen, - gij of ik. - Wat dunkt U? Schrijf in alle gevallen, wanneer ge aan Broens eenen brief zendt, niet scherp, en verwijt hem die ongelukkige reussite niet, hij deed wat hij achtte in uw belang te zijn en het oordeel van het publiek, wanneer dit de brochure afkeurt, hetgeen mij volmaakt onbekend is, zoude niet de minste wijziging ondergaan, wanneer ge iemand, die het goed met u meent, hard viel - nu zijne poging U nuttig te zijn, mislukt is. Gij vooral moet tot in de geringste bijzonderheden regtvaardig zijn, gij vooral moet goede bedoelingen op prijs weten te stellen, gij vooral moet uwe slagen toebrengen waar zij vallen moeten, op femelende roofzucht, op dommelende zielloosheid (Ziel in den zin van hart, gemoed, gevoel.)
Hebt ge niets gereed wat ik, zonder verder tijd te verliezen voor U ter perse konde leggen, - kunt ge de dagen van betrekkelijke rust die ge thans hebt ook eenigermate benuttigen iets te herzien en voor de pers gereed te maken. - Zou er ook een begin kunnen gemaakt worden met uwen roman Fancy? Ik vraag U dit omdat ik op mijne terugreis van Indie geleerd heb, dat een goed zeeman bij het omzeilen van de Kaap ‘de goede Hoop’ het geringste briesje, al zij het nog zoo kortstondig moet trachten op te vangen, om te eerder de passaatstreken te bereiken.
Ik weet wel dat uwe positie alles behalve aangenaam is, - reden te meer alles verstaat ge, tot zelfs geestesprostitutie, te doen, om door eigen kracht, ten spijt van ieder, die positie te doen beeindigen. Pijnig, folter, martel uwen geest, en doe uit wrevel voor u zelf, wat ge door een gril voor - een onbekende beschermeling van Mijnheer Stamkart deed.
Wees hartelijk van ons gegroet en breng s.v.p. ook uwe vrouw de verzekering onzer welgemeende gevoelen over.
Geheel de uwe -