6 november 1860
Brief van Mr. J.G.A. Faber aan Mr. J. van Lennep. Dubbel velletje postpapier, waarvan éen bladzijde beschreven. (U.B. Amsterdam). De adressering op blz. 3 luidt: Den Heer Mr. J. van Lennep Rijks-Advocaat Keizersgr. bij de Spiegelstr. 712.
Amsterdam 6 Nov. 1860
Amice Confrère!
De Heer D. Dekker heeft mij geraadpleegd over zijn verschil met U betreffende de uitgave van den Max Havelaar. Het is moeijelijk uit een eenzijdige voordragt een juiste voorstelling te maken. Het doorlezen der volumineuze correspondentie tusschen U beiden heeft mij echter de overtuiging gegeven, dat Gij U minstens ten deze wat cavalierement van hem afmaakt, en billijkheid en regt eischen, dat Gij hem rekening doe.
Ik zou om die te verkrijgen niet gaarne tot geregtelijke maatregelen tegen U of den Uitgever o vergaan. Mogt Gij meenen, dat een mondgesprek tusschen ons het verschil kan ophelderen, en tot de opheffing bijdragen, dan ben ik daartoe bereid, en hoop Uw uur te vernemen, waarop Gij mij in den loop der volgende week zult kunnen opwachten.
Als steeds met de meeste achting:
Den Heere Mr. J. van Lennep.
Uw Confrère
J.G.A. Faber.