Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

18 juni 1860

van

Multatuli

aan

Jacob van Lennep (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

18 juni 1860

Brief van Multatuli aan Van Lennep. Twee dubbel velletjes en éen enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam)

Judith: veelgespeeld toneelstuk van Paolo Giacometti (1816-1882). Zie ook bij 16 juli.

Rotterdam 18 Junij 1860 Maandagavond.

Waarde Heer van Lennep! God is groot, hij geeft regen waar de halm verdort en twee protégés aan iemand die gekrenkt was. Waarachtig ik heb twee protégés. Viz:

In 't Logement (hotel Weimer) zat een jong mensch in een hoek en zag er uit als iemand die niet thuis was, ja, als een achtergelaten reiszak. Een heer (Ik geloofde Hr. Wittering uit Amsterdam) spreekt hem aan.

- Zoo menheer je bent uit de Oost zeker?

- Ja.

- En wat ga je hier in Holland doen?

- Ik wilde studeren te Delft, maar ik weet niet hoe ik het aanleggen moet; ik ben er geweest maar vond niemand die mij teregt helpen wilde. Ook kon ik er geen kamers krijgen, enz -

- Maar ben je dan hier aan niemand gerekommandeerd?

- Neen -

Dat leek me. Ik vraagde hoe hij heette en heb natuurlijk zijn vader gekend. Dat is zoo. Zijn vader was een beste kerel, een franschman die als onderofficier de mil: dienst heeft verlaten en door vlijt en geschiktheid zich eenig vermogen had verworven. Ik zeg had, want volgens den jongen Sablon had hij kort voor zijn dood tegenspoeden gehad -

- Maar menheer, gelukkig was ook mijn oom gestorven, U weet wel mijn oom op Magelang? -

- En?

- Die heeft zijn vermogen nagelaten aan zijne twee zusters.

- En dat noem je zoo gelukkig -?

- Ja, die eene zuster was mijn moeder. En toen dacht ik dat het beter was naar Holland te gaan en te studeren, dan daar in Indie te blijven rondloopen als een liplap’

Helaas van alle liplappen zijn de ‘gestudeerde’ het ergste.

Maar dit beviel mij toch in den jongen dat hij, geheel alleen, zonder aanbeveling, zonder vader die hem den weg wees, en in zekeren zin ook zonder moeder, want als ik me wel herinner is zijne moeder weinig meer dan eene gewone Javaansche, - dat hij zonder dat alles zoo flink zijn plan heeft doorgezet.

Geen rekommandatie zei ik, goed ik zal U rekommanderen, en goed ook.

Ik begon met hem naar Delft te zenden aan het adres van den Heer Willem vL, met verzoek om hem op den weg te helpen. Ik heb later ('Savonds bij Ristori) Uw zoon gesproken en de slotsom schijnt te zijn dat onze Sablon die zich obstineert te studeren, nog eerst wat voorbereidende kennis moet opdoen. Maar het programma voor 't examen om te Delft te worden toegelaten heb ik niet. Nu vertelt Sablon mij dat Uw zoon W. hem een brief aan U heeft gegeven, waarschijnlijk met het verzoek om hem den weg te wijzen. Dat verzoek doe ik bij dezen ook. Gij ziet dat ik gelijk had hem te belooven dat ik hem goed rekommanderen zou.

Ik ken natuurlijk mijn protégé volstrekt niet, ik weet niet of hij na een knieval de schoengespen meêneemt, niet of hij verzen maakt of andere dingen begaat van dien aard, niet of hij onverdragelijk deugdzaam is, - ik weet er niets van.

Maar dit weet ik dat zijn vader een flinke kerel was, en dat hijzelf op zijn eigen houtje 3600 mijl heeft afgelegd om zich te laven aan de bronnen der beschaving - hu!

Zijn voorkomen vind ik eer terugstootend dan innemend, - maar eilieve als hij er uitzag als Mlle... dan zou ik hem niet aan U rekommanderen.

Maar ik vind zijn Hollandsch voor een liplap (van de 2e klasse vooral) zeer goed.

Wilt U hem eens onder handen nemen en van hem laten maken wat er van te maken is.? Ik weet niet hoe het met zijn vermogen staat, - ik wil daarnaar niet vragen, maar Gij kunt dit beter doen en dan meteen beoordeel en of het niet beter ware dat hij iets leerde te maken dan te weten. Iets als mechanica, scheepsbouw of zoo iets. Hij komt mij te oud voor om vóór Delft nog school te gaan. -

En mijn tweede protégé. Gij zult knorren misschien maar de kogel is door de kerk. Als gij 't niet goedvindt is 't toch al gebeurd, ik heb U geen permissie gevraagd uit vrees dat gij ze weigeren zoudt.

Zie hier de zaak. Hedenmorgen ontving ik van mijne vrouw Uw' brief van den 14n. bij die passage over Aug: Barbier ben ik opgesprongen en zonder regt te weten wat ik doen wilde, ja, ik weet het nog niet - enfin, er staat van avond eene advertentie in de Courant dat ik het Rott. publiek verzoek morgen 2 uur in 't Notarishuis even naar mij te komen luisteren.

Wat ik zeggen zal weet ik niet regt, maar 't is heel gemakkelijk. Ik ken een paar regels van Barbier van buiten, - ik zeg ze op, verdraai er mijn oogen bij, en vraag of die man gebrek moet lijden.? - Als gij dit afkeurt, bedenk dan in Godsnaam dat ik wat relief noodig had in mijne eigene oogen na die pleizierige zoetzure conversatie met den Heer Poolman. -

Twee protégés! Is 't geen luxe? -

Ik heb zeer prettig kennis gemaakt met den Heer Tels de hoofdredakteur der N.R.C. Die courant is mij genegen, het is eigenlijk jammer dat ik mij niet kan aansluiten aan die vervl. partijen. Ik wil het goede, en dat is noch den liberalen, noch den conservatieven genoeg, zonder partijkleur is alles maar fut.

Twee doktoren stonden voor 't bed van een zieke, een allopaath en een homoeopaath, en ze twistten over de manier van 't genezen. Iemand, die volstrekt geen school volgde, kwam binnen loopen, en riep: zie je niet dat er een duiveltje op zijn borst danst? Dat 's onaangenaam voor een zieke, en kan 't beter worden beletten -

- ben je allopaath?

- neen, maar...

- ben je Homoeopaath?

- Ach neen, maar dat duiveltje...

En de beide pathen wierpen gezamenlijk den iemand de deur uit, en ze twistten voort op hun gemak, en 't duiveltje danste dapper toe, en 't was heel vrolijk over den twist der Heeren Doktoren.

Maar de zieke? - Genoeg.

Ja de Heer van Vloten heeft op mij een' allerliefsten indruk gemaakt. Zijne vrouw en dochters hebben mijne vrouw eergister een bezoek terug gebragt en haar met de kinderen op de thee genoodigd. Mijne vrouw is zeer ingenomen met den lieven toon van die familie. -

De Heer v.V. wil mij helpen, maar hij weet niet hoe? De hoofdzaak is dat ik mij vrij bewegen kan, daartoe is geld noodig - ik bedoel nu geen schatten, maar het noodige voor leven, bewegen, reizen enz.

Welnu reeds bij mijn eerst bezoek bij den Heer vV., had hij de goedheid mij vrij duidelijk zijn hulp aantebieden. Ik zeide echter: ‘voor het oogenblik niet’ (Ik dacht toen nog niet aan het naar Holland gaan).

Maar al hadde ik toen geld noodig gehad, ronduit gezegd meende ik aan U verschuldigd te zijn, zoolang Gij U mijner aantrekt, geene verpligting aan anderen te maken. Is nu die U gegeven voorkeur U onaangenaam? Ik denk dat Gij mij op mijn (voorlaatsten?) brief weder zult bijstaan, maar als gij het doet behoeft het niet te zijn uit de vrees dat ik anders zou verzinken in dramatischen wanhoop - Ik denk dat men mij hier in Rottm zou helpen als 't noodig was. Of ook zou ik bij den Heer vV. kunnen terugkomen op zijn toen gedaan aanbod, maar liever deed ik het niet.

Ik geloof dat ik in een gunstige krisis ben en, als ik dezer dagen (dezer maanden, misschien - goed) mij kan blijven bewegen, dat ik aan 't begin ben van het eind. Ik zal zoo dra ik kan even in Amsterdam komen om U te spreken, dan kies ik een domicilie hier of daar en ben van plan iets te schrijven als een vervolg op den Max. Ik wilde U de vergunning vragen dat hier uittegeven. De vigilantie van Nijgh zal tevens den Max H. over den weg helpen. Ik zal de zaak doen mousseren (de Heer Tels raadde mij dit ook aan) en als dat lukt provoceer ik eene nationale inschrij-ving waartoe (ook volgens Tels) het oogenblik nu nog niet gekomen is. -

Begreep de R. dan niet dat mijn boek een polemiek moet in 't leven roepen, dat ik daarbij moest wezen, dat ik (ook in zijn belang) die niet mag laten inslapen en dus op de hoogte moet gehouden worden? 't Is hier niet te doen om het al of niet aangename van recensien te lezen, de vraag is dat ik antwoorde en beweging brenge in de zaak.

Maar ik wacht de recensie in den Gids af.

Ziedaar een langen brief met veel gewawel. Morgen zal ik U den uitslag meêdeelen van de Donquichotterie over Barbier.

Ik groet U hoogachtend en zeer hartelijk

Uwedg Dwillige Dienaar

Douwes Dekker

Sablon zal zoo vrij wezen zich woensdag bij U aantemelden. Heeft Uw zoon Willem U geschreven dat het zwaard van Judith is vastgeraakt aan't scherm en daarmeê naar boven ging. 't Mensch was een oogenblik bedremmeld, en keek het treurig na. 't Hing daar te bengelen in de lucht. Toen ging ze naar achter, en haalde het tweede zwaard dat eerst had moeten dienen na de moord. Een malle historie.