13 juni 1860
Brief van Multatuli aan Van Lennep. Dubbel velletje postpapier, klein formaat, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam)
Waarde Heer van Lennep!
Ik hoor daar dat M.H. in de N. Rotterdammer is beoordeeld geworden, en ik weet er niets van - Zoo kan er meer geschreven zijn dat niet tot mij komt. Het is geheel toevallig dat ik de recensie(!) in het Handelsblad heb gelezen. Alleen geldgebrek houdt mij terug naar Holland te komen, al waar 't dan alleen om de zeer begrijpelijke wensch te weten wat er over mijn boek gezegd werd. D. v. Twist had mij kunnen sommeren om te bewijzen wat ik zeg, - ik zou 't niet weten, - en mijn stilzwijgen ware bekentenis van laster! Dàt is toch wat erg. Ik dacht dat de Ruijter mij zoude toezenden wat er over mijn boek uitkwam, - wilt gij hem dat nog eens vragen en mij meêdeelen of ik voortaan daarop rekenen kan? Zoo niet dan moet ik wel naar Holland. Wilt gij mij S.V.P. die Rotterdammer laten zenden? Ikbegin nu te denken dat er ook in andere geschriften al iets kan voorkomen dat mij onbekend is gebleven.
Wilt gij mij het genoegen doen mij Uwe opinie medetedeelen over de recensie in 't Handelsblad? Daar is iets gedwongens in waarvan ik gaarne de reden wist. Ik gis: de verkiezingen.
Ik beveel mij zeer aan in de toezending van recensien.
't is een hondje van een lot dáárom zoo te moeten verzoeken! Mijn eigen broêr geeft zich de moeite niet mij een Courant toetezenden. Maar is 't van de Ruijter te veel gevergd?
Wij groeten U met de meeste hartelijkheid en ik noem mij
UwedgestrDwDienaar
Woensdagmiddag.
Douwes Dekker