23 januari 1860
Brief van W.J.C. van Hasselt aan Dekker. Eigenhandig concept. Enkel velletje postpapier, tot het midden van de keerzijde beschreven. (U.B. Amsterdam). - d'emblée: dadelijk, stormenderhand.
Den Heer E. Douwes Dekker
te Brussel.
Amsterdam 23 Jan. 1860
Het was mij, enz.
Ik heb derhalve niets vernomen van het plan om uw Max Havelaar ter perse te brengen. Ik kan juist niet zeggen dat ik dat plan zoo ten volle toejuich. - Zoo het werk moet gedrukt worden zooals het door U geschreven is, vooral met bijvoeging van het slot, zou ik het afkeuren; en moet het werk besnoeid worden dan verliest het zijne eigenaardigheid, en zal niet anders uitwerken, dan dat het getal boekwerken met één wordt vermeerderd. - Maar de Heer vL. moet het weten.
Van den brief aan den Koning beloof ik mij thans niet veel goeds meer. Die brief gaat naar den Minister en de Minister geeft óf een afwijzend advies, óf opent over de zaak eene correspondentie met den Heer vL: en dan... ja wat dan? - Weder draaijen in den zelfden cirkel. - En voor u geen resultaat. -
Men zal niet gemakkelijk overgaan om een O.I. ambtenaar, die zijn demissie heeft genomen, weder als O.I. ambtenaar aan te stellen. - Immers niet d'emblée. - Daarom vond ik het plan zoo kwaad niet, om U eerst eene betrekking in de W-I. te geven. En was die betrekking eervol en voordeelig geweest, ik had haar in uwe plaats aangenomen. - Het zou een brug zijn geweest om welligt weder naar Java te geraken.
Ik vrees dat U de betrekking van auteur op den nu aangenomene voet spoedig zu wider zal zijn. - Ik hoop van U te vernemen dat mijne Ahnung ten deze ongegrond is. Na groeten etc.