10 december 1859
Ongedateerde brief van Dekker aan Van Lennep. Dubbel velletje postpapier tot bovenaan blz. 3 beschreven. (U.B. Amsterdam).
De bijgevoegde concept-brief aan Rochussen is niet teruggevonden.
Weled.gestrenge Heer!
Ik neem de vrijheid Uweledg. vergunning te vragen bijgaanden brief te zenden aan den Heer R.
Ik zal zoo vrij wezen mij morgen ochtend bij Uwedgestrenge aantemelden om het antwoord op mijn verzoek. Zoodra er van Uwe zijde bedenkingen bestaan ten opzigte der oorbaarheid dat ik wete wat de Heer R. schreef aan Uweledg, zal ik den brief verscheuren. De vraag komt geloof ik hierop neder: dat het aan Uwedg. staat te beslissen of ik al dan niet gebruik mag maken van de inzage die Uwedg mij geliefde te geven van dien brief. Zoo ja, dan ga nevensgaand geschrijf in zee. Wat mij betreft: ‘Hier sta ik, God helpe mij!’
Met de meeste hoogachting en dankbaarheid heb ik de eer te zijn
Uweledgestr. D.W. Dienaar
Douwes Dekker
't Zou mij niet onaangenaam wezen als de Heer Hartsen dien brief las. Ik kan het idee niet verdragen dat de Heer R. zijne insinuatie ook bij Zed heeft ter markt gebragt.