11 november 1859
Brief van Dekker aan Van Hasselt. Dubbel blaadje postpapier, waarvan twee blz. beschreven. (U.B. Amsterdam). Op blz. 3 plaatste Van Hasselt de aantekening: ‘ontvangen 12 Novb: 1859.’
Brussel 11 November 1859.
Z ∴ V ∴ M ∴
Ik heb U een verzoek te doen. Het is of gij en br ∴ van Lennep het handschrift van het boek zoudt willen lezen, dat ik wil (of wilde) uitgeven?
Nu weet ik zelf niet of dit verzoek eene onbescheidenheid is, of eene hulde. Het laatste is mijne bedoeling. Doch er is eigenbelang bij. Mijne vrouw die mij genoeg lief heeft om ingenomen te zijn met Max Havelaar, schrijft mij heden dat mijn broeder, bij wien zij woont, dezelfde opmerking gemaakt heeft als br ∴ de Vries, die toen hij bij mij was na het aanhoor en van een paar regels uitriep: ‘dat moet ge eerst den Koning aanbieden.’
Ik antwoord heden dat men mijn handschrift aan U zoude aanbieden, en mijn broeder zal zoo vrij wezen U in den loop der volgende week daarover te komen spreken.
Ik had voor een en ander beleefdheidshalve eerst uwe vergunning moeten vragen, maar dat kostte mij vele dagen oponthoud, en ik heb grooten haast, want ik weet niet, hoe ik mij in het leven zal houden over zeer korten tijd.
Wilt gij mij die bruske beschikking over uwe welwillendheid vergeven? Na het lezen van Max Havelaar ben ik daarvan zeker.
Na vele groeten met eerbied
Uw heilw ∴ medebr ∴
DouwesDekker
Ik kan niet goed zien